Ethische theologie
een stroming die in de 19e-eeuwse Nederlandse Hervormde Kerk opkwam tegenover het modernisme, dat na de Verlichting ook steeds meer voet aan de grond kreeg binnen de kerk / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De ethische theologie is een stroming die in de 19e-eeuwse Nederlandse Hervormde Kerk opkwam tegenover het modernisme, dat na de Verlichting ook steeds meer voet aan de grond kreeg binnen de kerk.
De benaming 'ethische theologie' is afgeleid van het Griekse woord ethos, dat 'gezindheid' betekent. De ethische theologen wilden daarmee uitdrukken dat theologie, maar ook andere wetenschappen hun grond vinden in het geloof dat Gods openbaring zich uitstrekt over het gehele leven en de gehele schepping. Tegenover de scheiding van hoofd en hart, die zij zowel signaleerden bij de modernen als de orthodoxen, bepleitten zij een vruchtbare integratie van beide.
Als de vader van de ethische theologie geldt Daniël Chantepie de la Saussaye. Andere bekende namen uit deze kring zijn J.H. Gunning jr., Isaäc van Dijk, theoloog en politicus Jan Rudolph Slotemaker de Bruïne, theoloog Oepke Noordmans, Oudtestamenticus J.J.P. Valenton, godsdienstwetenschapper Gerardus van der Leeuw, Nieuwtestamenticus Anneus Marinus Brouwer, Oudtestamenticus Herman Theodorus Obbink, de filosoof A.J. de Sopper en natuurwetenschapper en pedagoog Philip Kohnstamm.
In 1921 werd de Ethische Vereniging opgericht. Bijeenkomsten van deze vereniging droegen het karakter van bezinningsmomenten. De Ethische Vereniging bestond maar heel kort, zij verdween al voor de oorlog.
De theologen Hendrikus Berkhof, Oepke Noordmans en Kornelis Heiko Miskotte vertonen raakvlakken met de ethische theologie.
In de jaren 90 van de 20e eeuw is hernieuwde aandacht bepleit voor het werk van deze theologen door onder meer Antonie Vos en Henri Veldhuis.