Dutch Etymology Ultimately from Latin -itās. Compare German -ität, English -ity. Pronunciation IPA(key): /itɛi̯t/ Audio:(file) Suffix -iteit f alternative form of -teit Derived terms Dutch terms suffixed with -iteit abnormaliteit absurditeit actualiteit ambiguïteit amoraliteit anonimiteit antiquiteit brutaliteit causaliteit complexiteit convexiteit creativiteit criminaliteit curiositeit depressiviteit disproportionaliteit diversiteit effectiviteit elasticiteit emotionaliteit etniciteit eusocialiteit excentriciteit expressiviteit extremiteit fecunditeit fertiliteit festiviteit fiscaliteit flexibiliteit formaliteit fragiliteit functionaliteit futiliteit genialiteit gyneseksualiteit heterogeniteit hilariteit historiciteit homogeniteit homoseksualiteit idealiteit identiteit illegaliteit immuniteit impopulariteit impulsiviteit informativiteit instabiliteit integriteit intensiteit intersectionaliteit intimiteit jovialiteit kardinaliteit legaliteit legitimiteit loyaliteit marginaliteit metroseksualiteit modulariteit moraliteit morbiditeit musealiteit nationaliteit negativiteit neurodiversiteit neutraliteit normaliteit normativiteit nulliteit objectiviteit obscuriteit plasticiteit plausibiliteit pluriformiteit polariteit populariteit positiviteit prioriteit proportionaliteit publiciteit radioactiviteit realiteit recursiviteit relativiteit religiositeit representativiteit rivaliteit royaliteit serendipiteit sereniteit seriositeit soevereiniteit solidariteit spasticiteit specialiteit spiritualiteit stabiliteit stommiteit subjectiviteit subtiliteit suïcidaliteit uniciteit variabiliteit vulgariteitRemove adsWikiwand - on Seamless Wikipedia browsing. On steroids.Remove ads