1075: Dictatus papae. Volgens het document kan alleen de paus bisschoppen benoemen, afzetten of van bisdom doen veranderen. Deze verordening werd een belangrijke oorzaak van de Investituurstrijd. Het verleende de paus het hoogste gezag binnen Kerk en maatschappij. De paus plaatste zich daardoor boven de bisschoppen, boven de synode en zelfs boven het canoniek recht. Het stelde hem ook boven de wereldlijke heersers, waaronder dus ook de Duitse keizer, die hij kon excommuniceren en derhalve impliciet afzetten. Bovendien waren hun onderdanen in dat geval ontslagen van hun eed van trouw.
1077: Tocht naar Canossa. Keizer Hendrik IV ziet zich genoodzaakt op zijn blote voeten drie dagen achtereen in de sneeuw voor het kasteel van Canossa boete te doen, waarop de paus de excommunicatie weer opheft.
Na haar catastrofale nederlaag in de Slag bij Kassel (1071) probeert Richilde haar graafschappen en allodia te gelde te maken bij de Duitse keizer. Deze geeft opdracht aan de bisschop van Luik om de goederen aan te kopen. Vervolgens wordt het geheel van de feodia als het gerefeodeerde graafschap Henegouwen in leen gegeven aan de hertog van Neder-Lotharingen, die het op zijn beurt in 1071 in achterleen teruggeeft aan Richilde. Het graafschap Bergen, markgraafschap Valenciennes en het zuidelijke deel van de Brabantgouw worden samengevoegd tot het nieuwe graafschap Henegouwen.
patriarch van Antiochië (Syrisch): Johannes IX bar Shushan (1063-1073), Baselius II (1074-1075), Johannes Abdun (1075-1077), Dionysus V Lazaros (1077-1078)