Gele monnikskap
soort uit het geslacht monnikskap / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De gele monnikskap (Aconitum vulparia, synoniem: Aconitum lycoctonum subsp. vulparia) is een zeer giftige plant die behoort tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en in aantal stabiel of toegenomen. In Nederland komt de plant in Zuid-Limburg voor. Het aantal chromosomen is 2n = 16.[1]
Gele monnikskap | ||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Soort | ||||||||||||||||
Aconitum vulparia Rchb. (1819) | ||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||||||||||
Gele monnikskap op Wikispecies | ||||||||||||||||
|
De plant wordt 50–125 cm hoog. De bladeren zijn niet tot de voet ingesneden en de bladslippen zijn breder dan 1 cm.
De gele monnikskap bloeit van juni tot augustus met bleekgele bloemen. Het bovenste, 2 cm hoge kelkblad heeft de vorm van een helm en is meer dan twee keer zo hoog als breed. De bloeiwijze is een tros. De bloemstengel is bezet met recht-afstaande haren, dit in tegenstelling tot Aconitum lycoctonum subsp. lycoctonum, die gekromde haren op de bloemstengel heeft. De bovenste nectariën staan verticaal op een rechte nagel, dat een draadvormig ingerold spoor heeft. De vrucht is een kokervrucht, waarvan er meestal drie voorkomen. Het zaad is 4 mm lang en 2,75 mm breed.
- Plant
- Blad
- Bloem
- Vruchten en zaden