
Atoomkern
Kern van een atoom / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een atoomkern of nucleus bevindt zich in het centrum van een atoom of ion. De kern bestaat uit twee soorten nucleonen, namelijk uit een of meer positief geladen protonen en nul of meer neutrale neutronen. Een nuclide is een atoomkernsoort. De soort wordt bepaald door het aantal protonen en het aantal neutronen.
Rondom de positief geladen kern bevindt zich een negatief geladen elektronenwolk. Doordat de kern alleen positief geladen protonen en ongeladen neutronen bevat, is ze positief geladen. De negatief geladen elektronenwolk rond de kern compenseert de positieve lading van de kern zodat het atoom als geheel elektrisch neutraal is.
Dit elementaire inzicht in de opbouw van de materie werd in 1911 door Ernest Rutherford, die als de vader van de kernfysica gezien wordt, ontdekt.[1][2] De kern is bijzonder klein ten opzichte van de gemiddelde afstanden tussen de elektronen en in vergelijking met de afmeting van het atoom als geheel, maar ze bevat vrijwel de gehele massa van het atoom. De ruimte rond een atoomkern, die door de elektronen ingenomen wordt, behoort tot de domeinen van de atoomfysica en de chemie. De ruimte buiten de kern kan vanuit het perspectief van de kernfysica als een praktisch lege ruimte worden opgevat.
De inwendige structuur van de kern kan gemodelleerd worden met een schillenmodel voor de protonen en neutronen (niet te verwarren met de elektronenschillenmodel voor het gehele atoom). Dit nucleaire schillenmodel werd ontwikkeld in 1950 door Maria Goeppert Mayer.
