Bastaardschorpioenen
orde uit de onderklasse Dromopoda / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Bastaardschorpioenen[2] of pseudoschorpioenen (Pseudoscorpionida) vormen een orde van kleine, ongewervelde dieren die behoren tot spinachtigen (Arachnida).
Bastaardschorpioenen Fossiel voorkomen: Devoon[1] – heden | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Een onbekende soort uit Idaho, VS | ||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||
| ||||||||
Orde | ||||||||
Pseudoscorpionida de Geer, 1778 | ||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||
Bastaardschorpioenen op Wikispecies | ||||||||
(en) World Register of Marine Species | ||||||||
|
Bastaardschorpioenen leiden een verborgen bestaan omdat ze zo klein zijn en zelden in grote aantallen worden aangetroffen. Daarnaast leven ze meestal op aan het zicht onttrokken plaatsen zoals onder stenen of achter boomschors. Bastaardschorpioenen leven vooral in vochtige milieus zoals bossen en weilanden maar sommige soorten komen ook voor in vochtige delen van huizen. Er zijn bijna 3400 soorten bekend, die over vrijwel de gehele wereld voorkomen.
Alle soorten blijven zeer klein en bereiken in de regel een lichaamslengte van minder dan vier millimeter. De verschillende soorten hebben een afgeplat peervormig lichaam dat stomp eindigt. Alle soorten zijn witgeel tot roodbruin of soms zwart van kleur. Net als andere spinachtigen hebben alle soorten vier paar poten, bastaardschorpioenen hebben daarnaast relatief grote uitsteeksels aan de kop (pedipalpen) die een vergrote schaar dragen aan het uiteinde.
Bastaardschorpioenen zijn zoals de naam al doet vermoeden geen echte schorpioenen; ze blijven veel kleiner en missen de 'staart' met de gifstekel die de schorpioenen bezitten aan de achterzijde van het lichaam. De meeste bastaardschorpioenen kunnen met hun schaar-achtige pedipalpen gif injecteren in prooidiertjes maar geen enkele soort is gevaarlijk voor de mens. Alle soorten kunnen net zoals spinnen spinsel produceren maar de spinklieren zitten niet aan het achterlijf (zoals bij de spinnen) maar aan de voorzijde van de pedipalphanden.
Vrouwtjes vertonen vaak een verregaande vorm van broedzorg door zich met eitjes en al in te metselen in een koepeltje van substraatdeeltjes en zijde tot de jongen ontwikkeld zijn. Bastaardschorpioenen hebben nooit vleugels maar sommige soorten zijn toch in staat om zich snel over grote afstanden te verplaatsen. Ze klampen zich namelijk vast aan grotere dieren zoals vliegende insecten en liften zo mee met hun gastheer.