Belangenverstrengeling

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Belangenverstrengeling of belangenvermenging is een situatie waarbij iemand meerdere belangen dient die een zodanige invloed op elkaar kunnen uitoefenen dat de integriteit ten aanzien van het ene of het andere belang in het geding komt.

Deze kwestie speelt vooral bij beroepen waarin een grote mate van integriteit mag worden verwacht. Voorbeeld hiervan zijn het belang van een eerlijke en integere rechtspraak, politieke vertegenwoordiging en andere vormen van vertegenwoordiging.

Zelfs als er geen bewijs is van daadwerkelijke beïnvloeding van het ene belang door het ander kan er wel belangenverstrengeling bestaan, zolang beide conflicterende belangen aanwezig zijn. Met andere woorden, ook de schijn van belangenverstrengeling wordt gezien als zodanig, zelfs als betreffende persoon beide belangen (bijvoorbeeld uit ethische overwegingen) kan onderscheiden.

Belangenverstrengeling kan de geloofwaardigheid van een beroep en beroepsgroep aantasten. Om deze redenen worden in veel beroepen eisen gesteld aan de beroepsbeoefenaars waarbij ze bijvoorbeeld worden verplicht nevenfuncties te registreren in openbare registers (politici, rechters).

Een bijzondere vorm van het begrip belangenverstrengeling is het begrip schijn van belangenverstrengeling. Rechters zijn zo gehouden zelfs maar de schijn van belangenverstrengeling te vermijden. President W. Davids van de Nederlandse Hoge Raad zei daarover in NRC-Handelsblad van 31-3-2007:

Dan kan de schijn ontstaan: staat deze rechter nog wel onbevangen tegenover het onderwerp waar hij een rechterlijke uitspraak over moet doen. Die schijn moet je vermijden.

Wettelijk vindt deze opvatting een basis in onder andere het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 36.[1] Bij twijfel kunnen rechters worden gewraakt.