Bloedbad van Kafr Qasim
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het bloedbad van Kafr Qasim vond plaats op 29 oktober 1956 in het Israëlische en Palestijns-Arabische dorpje Kafr Qasim, gelegen in Centraal Israël bij de zogenoemde Groene Lijn.[1] Hier was destijds de grens tussen Israël en Jordanië. Daders waren leden van de Israëlische grenspolitie (Magav). Zij doodden Palestijnse boeren, vrouwen en kinderen die terugkwamen van het land en die niet wisten dat de avondklok rond of zelfs na het middaguur was vervroegd naar 17 uur. In totaal vonden 49 mensen de dood, waaronder een zwangere vrouw. De betrokken grenswachten werden berecht en schuldig bevonden. Zij kregen gevangenisstraffen, maar genoten binnen een jaar gratie. De commandant van de eenheid moest een symbolische boete betalen van tien prutot (oude Israëlische cent). Het hof vond het bevel om burgers te doden 'duidelijk onwettig'.
In december 2007 bezocht Simon Peres, de toenmalige president van Israël, het dorp en bood bij die gelegenheid persoonlijk zijn excuses aan voor het bloedbad. President Reuven Rivlin nam – uitgenodigd door de burgemeester - in 2014 deel aan de jaarlijkse herdenking in het dorp. Hij noemde het gebeurde een 'brute moord', een 'verschrikkelijke misdaad' en 'een tragische gebeurtenis' als gevolg van een 'onwettig bevel'. Hij sprak met de burgemeester en nabestaanden. Deze waren hem dankbaar, maar wachten nog steeds op een officieel excuus van de kant van de Israëlische regering. In 2016, zestig jaar na dato, verwachtten de Palestijnen geen excuus meer maar gelijke rechten.[2] President Herzog bood met gebogen hoofd excuses aan tijdens de herdenking in 2021. Daags ervoor had de Knesset een wetsvoorstel voor officiële erkenning afgewezen.