Zie Apostel (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Apostel.

Met een apostel wordt in de christelijke traditie iemand bedoeld, die door Jezus is uitgezonden om het evangelie te verspreiden. Marcus 3:14-15 zegt: "Hij stelde twaalf van hen aan als apostel; ze moesten hem vergezellen, en hij wilde hen ook uitzenden om het goede nieuws bekend te maken. Ze kregen de macht om demonen uit te drijven." (NBV)

Jezus Christus predikt zijn discipelen (meester van de Reichenauer school, ca. 1010)
Apostelstandbeeld - St. Nicolaaskerk
Apostelstandbeeld - St. Nicolaaskerk

Etymologie

Apostel is ontleend aan het Koinè: ἀπόστολος, apóstolos. Dat was in het oude Griekenland en het hellenisme een nautische vakterm die een vrachtschip of een oorlogsboot aanduidde. In de Septuagint komt het verwante ἀποστελλω, apostéllō voor met de betekenis van boodschapper of gezant, in het Hebreeuws aangeduid met namen die van de wortel šlḥ zijn afgeleid (zie bijvoorbeeld Jesaja 6:8). De term apostéllō wordt ook in het Nieuwe Testament gebruikt, zo'n 135 keer, maar als het gaat om zenden met autoriteit, zoals wanneer Jezus zegt: "de Vader heeft mij gezonden" (Johannes 5:36,37), wordt daar het eveneens verwante woord πεμπώ, pémpō gebruikt.

Aan het gebruik van apóstolos in het Nieuwe Testament wordt duidelijk dat het wordt gebruikt om iemand aan te duiden die met gedelegeerde autoriteit handelt. De vorm is Grieks, de inhoud Hebreeuws. Vooral het gebruik in Johannes 13:16 bevestigt dit: "een afgezant (ἀπόστολος, apóstolos) [is] niet meer dan wie hem zendt".[1]

Twaalf apostelen

Volgens de evangeliën zond Jezus discipelen uit om zijn boodschap te verspreiden. Twaalf van hen, die tot de binnenste kring van Jezus' aanhangers behoorden, worden van de overige volgelingen van Jezus onderscheiden doordat zij "De Twaalf" genoemd worden (de twaalf apostelen, de twaalf discipelen, de twaalf leerlingen). De eerste historische verwijzing naar "de twaalf" staat in 1 Korintiërs 15:5: "[Jezus] is verschenen aan Kefas [de apostel Petrus] en vervolgens aan de twaalf".[2] Volgens de synoptische evangeliën werden zij door Jezus zelf als apostel aangesteld (Marcus 3:14-15). Er moet echter worden opgemerkt dat na hun terugkomst (Marcus 6:30) zij weer werden aangeduid als discipelen in deze evangeliën. Er kan niet met zekerheid worden gezegd dat "de twaalf" en "de apostelen" synoniemen waren,[1] hoewel Matteüs 10:1,2,5 hier wel op lijkt te duiden.

In het Evangelie volgens Johannes ontbreekt de aanduiding apostel of een opsomming van "de twaalf". In dat evangelie treedt een zekere Natanaël op (Johannes 1:45ff; 21:2), die in de synoptische evangeliën ontbreekt. Hij wordt geen apostel genoemd, maar is wel in hun gezelschap na de opstanding van Jezus (Johannes 21:2). In de parallelle episode in Handelingen wordt in zijn plaats Bartolomeüs opgevoerd (Handelingen 1:13).

Een van de twaalf, Judas Iskariot, beroofde zichzelf van het leven nadat hij Jezus verraden had. Volgens Handelingen werd hij opgevolgd door Mattias, waardoor het aantal weer op twaalf kwam. Bij de overweging wie de plaats van Judas kon innemen, werd het criterium gedefinieerd: "een van de mannen die steeds bij ons waren toen de Heer Jezus onder ons verkeerde" (Handelingen 1:15-26). Ook in de nieuwe samenstelling wordt gesproken van "de twaalf apostelen".

In de traditie van na het Nieuwe Testament begonnen de twaalf apostelen na Jezus' hemelvaart met het verspreiden van het evangelie buiten de gebieden die al tijdens Jezus' leven waren bereikt. Volgens deze traditie stierven alle apostelen een marteldood vanwege de verbreiding van het geloof, behalve Johannes die op hoge leeftijd een natuurlijke dood stierf.

Traditionele lijst van "de twaalf apostelen"

Na de toetreding van Mattias waren de apostelen (in alfabetische volgorde):

  1. Andreas (broer van Petrus)
  2. Bartolomeüs
  3. Filippus
  4. Jakobus (zoon van Alfeüs)
  5. Jakobus de Meerdere (zoon van Zebedeüs, met zijn broer bijgenaamd Boanerges, "zonen van de donder")
  6. Johannes (zoon van Zebedeüs, met zijn broer bijgenaamd Boanerges, "zonen van de donder")
  7. Judas Taddeüs (ook wel Judas Lebbeüs genoemd, zoon of broer van Jakobus, mogelijk Jakobus de Rechtvaardige)
  8. Matteüs (ook wel Levi genoemd)
  9. Mattias (nam na de hemelvaart de plaats in van Judas Iskariot)
  10. Petrus (oorspronkelijk Simon - Petrus is een vertaling van zijn bijnaam Kefas)
  11. Simon (met vaak als toevoeging "de Zeloot" of "de IJveraar")
  12. Tomas

Apostelen in de christelijke kerk

Wikiwand in your browser!

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.

Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.

Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.