Deportivo La Coruña
voetbalclub uit Spanje / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Real Club Deportivo de La Coruña, S.A.D., beter bekend als Deportivo of de afkorting Depor, is een Spaanse voetbalclub opgericht in 1906 en speelt in de Primera División RFEF (het Spaanse derde niveau).
Deportivo La Coruña | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Naam | Real Club Deportivo de La Coruña | |||||
Bijnaam | (Súper)Depor, Los Blanquiazules, Los Turcos (De Turken) | |||||
Opgericht | 2 maart 1906 | |||||
Stadion | Estadio Municipal de Riazor, A Coruña | |||||
Capaciteit | 32.660 | |||||
Voorzitter | Álvaro García Diéguez | |||||
Trainer | Imanol Idiakez | |||||
Competitie | Primera Federación (III) | |||||
Website | http://www.rcdeportivo.es/en | |||||
| ||||||
Geldig voor 2023/24 | ||||||
|
De succesperiode van de club begon in 1992 en leidde uiteindelijk tot onder meer een landstitel in 2000 (met clubtopscorer Roy Makaay), winst van de Copa del Rey (in 1995 en 2002), driemaal de Spaanse Supercopa, een halve finale in de UEFA Champions League in 2004, twee kwartfinales in de Champions League en een halve finale in de Europacup II.
De club leverde de topscorers van de Spaanse competitie in 1993 (Bebeto met 29 goals), in 2002 (Diego Tristán met 21 goals) en in 2003 (Roy Makaay met 29 goals). Makaay won in dat jaar de Europese Gouden Schoen.
Deportivo degradeerde daarna driemaal vanaf het hoogste niveau en in 2020 zelfs naar de Segunda División B (het derde niveau in Spanje). Van daaruit wist het tweemaal niet te promoveren. Daarom speelt Deportivo in het seizoen 2022/2023 opnieuw op het derde niveau (de Primera División RFEF). De degradatie in 2020 wordt nog juridisch bevochten vanwege de onregelmatigheden rondom de laatste wedstrijd van het seizoen 2019/2020 tegen Fuenlabrada .
De club eindigde in 1992/1993 verrassend op een derde plaats in de Primera División en zou tot en met 2004 bijna elk seizoen op een hoge positie eindigen. Sinds het seizoen 2004/05 eindigde Deportivo meestal in de middenmoot, totdat het in 2011 vrij onverwacht degradeerde. Hierna volgde onmiddellijk weer promotie (2012), maar ook weer een nieuwe degradatie (2013), nieuwe promotie in 2014 en lage klasseringen in de drie seizoenen erna. De vijftiende plek in 2016 is voorlopig de beste eindklassering sinds 2010 toen Deportivo als tiende eindigde. Op 29 april 2018 degradeerde Deportivo voor de derde keer in zeven jaar naar de Segunda División A. In 2020 degradeerde het naar het derde niveau (Segunda División B) terwijl de club in 2019 nog een doelpunt verwijderd was van promotie naar de Primera División.
Deportivo is vooral bekend om de periode met de Braziliaanse spits Bebeto (1992-1996), het titelverlies in 1994 door de gemiste penalty van Djukic in de laatste minuten van de competitie, de succesvolle periode in de Champions League tussen 2000 en 2004 (inclusief overwinningen bij Paris Saint-Germain, Manchester United, Arsenal, Bayern Munchen, AC Milan en Juventus) met spelers als Makaay, Pandiani en Diego Tristán, de comebacks hierin tegen Paris-Saint Germain (2001) en AC Milan (2004), de desastreuze 8-3-nederlaag bij AS Monaco (2003) en de doelpuntloze Champions League-deelname in het seizoen 2004/05.
Bekende spelers van de club zijn Bebeto, Rivaldo, Mauro Silva, Valerón, Lionel Scaloni, Diego Tristán, Djalminha, Fran, Donato, Pandiani en Albert Luque.
De Nederlandse spits Roy Makaay speelde vanaf 1999 tot 2003 voor Deportivo en won in het seizoen 2002/03 de Gouden Schoen als topscorer van Europa waarna hij werd verkocht aan Bayern München. In vier jaar bij Deportivo La Coruña maakte Makaay 97 doelpunten in 181 officiële duels. Hij staat daarmee vijfde op de topscorerslijst allertijden van Deportivo achter onder meer Diego Tristán en Bebeto,
In 2016 speelde Ryan Babel enkele maanden voor de club. Zijn tijdelijke vervanger was Ola John. In februari 2018 werd Clarence Seedorf aangesteld als coach van Deportivo. Het lukte hem niet om de club in dat seizoen uit de degradatiezone te krijgen.
In Europees verband heeft Deportivo drie wedstrijden tegen Nederlandse clubs gespeeld. In het Champions League-seizoen 2003/04 zaten Deportivo en PSV bij elkaar in de groepsfase. Deportivo won met 2-0 in Riazor, en PSV won met 3-2 in Eindhoven wat voor de Galiciërs nipt voldoende was om door te gaan en het mirakel tegen AC Milan te bereiken (El Milanazo). In het seizoen 2008/09 won Deportivo met 3-0 van Feyenoord in de Europa League.
De club speelt zijn thuiswedstrijden in Estadio Municipal de Riazor in A Coruña.
José Maria Abalo bracht voetbal naar La Coruña in 1904 na in Engeland gestudeerd te hebben en hij was betrokken bij de oprichting van Deportivo de la Sala Calvet in 1906 als voorloper van het huidige Deportivo. De Spaanse koning Alfonso XIII schonk de club in 1908 het predicaat 'Koninklijk' (Real) en accepteerde tevens de rol van erepresident van de club die inmiddels Real Club Deportivo de La Coruña heette. In die periode verliet de club de thuisbasis Corral de la Gaiteira en verhuisde naar een stadion dat tegenwoordig met Viejo Riazor wordt aangeduid. Toen de Liga in 1928 werd opgericht kwam de club niet door de kwalificaties heen en startte het in de Segunda División. Het eerste grote succes was het elimineren van Real Madrid in 1932 in de Copa del Rey. Een andere prestatie van betekenis was de promotie naar de Primera División in 1941.
In het debuutseizoen in de hoogste afdeling (1941/42) eindigde Deportivo op de vierde plaats. In 1944 werd het huidige Riazor in gebruik genomen. De eerste grote tegenslag was de degradatie van de club in 1945 naar de Segunda División, maar in 1950 eindigde het als tweede in de Primera División en werd de titel op de laatste speeldag aan Atlético Madrid verspeeld. In de jaren tot 1991 zou er veel sprake zijn van promoties en degradaties.
In de jaren ’50 kwamen er meerdere buitenlandse spelers naar Deportivo, waaronder de Argentijnen Corcuera en Oswaldo. Tezamen met de spelers Franco, Moll en Tino zou het aanvallende vijftal bekend worden als het Orquesta Canaro. Het was de eerste glorieuze periode van Deportivo dat geleid werd door onder meer Helenio Herrera, en met spelers als Pahiño en de latere Europees voetballer van het jaar Luis Suárez. Maar na de degradatie in 1957 zouden meerdere degradaties in een kort tijdsbestek volgen (in 1963, 1965, 1967, 1970 en 1973).
Na 1973 belandde club zelfs een seizoen in de Tercera Division (het toenmalige derde niveau in Spanje) en ook met Luis Suárez als coach (in 1978/79) kon de club het tij niet keren. In de jaren’80 nam de frustratie over het uitblijven van de terugkeer naar de Primera Division alsmaar toe evenals de financiële problemen.
In 1988 werd Augusto César Lendoiro tot president van Deportivo gekozen. Coach Arsenio Iglesias begon het seizoen 1988/89 met een team dat enkele maanden ervoor ternauwernood aan een nieuwe degradatie was ontsnapt door een doelpunt in blessuretijd van Vicente in de laatste wedstrijd van het seizoen. Hoewel Deportivo erg succesvol was in de Copa del Rey was er opnieuw niet sprake van promotie (hoewel er voor het eerst in jaren weer sprake was van een positieve economische balans). In 1990 was de promotie bijna een feit, maar in de laatste play-offwedstrijd was het CD Tenerife dat promotie verdiende in Riazor na een eerder gelijkspel op de Canarische Eilanden.
Na 18 jaar zou dan eindelijk in 1991 de terugkeer naar de Primera División worden gerealiseerd. Met onder meer Miroslav Djukic in de selectie werd promotie afgedwongen in de slotfase van de laatste wedstrijd van het seizoen tegen Murcia. Onder coach Marco Antonio Boronat leek Deportivo in het seizoen 1991/92 (met spelers als Liaño, López-Rekarte, Fran en Claudio) op weg naar handhaving op het hoogste niveau toen Sporting de Gijón in maart 1992 met 5-2 verslagen werd met drie goals van Uralde. Het team stortte vervolgens echter in elkaar en coach Arsenio Iglesias keerde terug als coach van Deportivo. De club eindigde op de zeventiende plek en was hierdoor voor de derde keer op rij veroordeeld tot play-offwedstrijden. Over twee wedstrijden werd Betis Sevilla uitgeschakeld na 2-1 winst in Riazor en een 0-0-gelijkspel in Sevilla. Na het veilig stellen van de plek in de Primera División zou Deportivo vervolgens in totaal twintig achtereenvolgende seizoenen op het hoogste niveau spelen (een record in de clubgeschiedenis).
1992-1993: de derde plek en het ontstaan van Superdepor
Na de turbulente voorgaande jaren begon in de zomer van 1992 de opmars naar boven die zou aanhouden tot 2004. De Brazilianen Bebeto (28) en Mauro Silva (24) sloten zich bij de selectie aan en zouden zich twee jaar later tot wereldkampioen laten kronen met Brazilië. In La Coruña namen zij de club meteen aan de hand. Deportivo won de eerste vijf wedstrijden van het seizoen 1992/1993 (inclusief 3-2 winst op Real Madrid na een 0-2-achterstand) en werd gekroond tot ‘winterkampioen’. Bebeto zou dat seizoen topscorer van Spanje worden met 29 goals en Liaño de minst gepasseerde doelman. Uiteindelijk bleken Real Madrid en Barcelona nog een maatje te groot, maar eindigde de club op een verdienstelijke derde plaats en kwalificeerde het zich voor het eerst voor Europees voetbal.
1993-1994: verspilde titel in de slotseconden
In het seizoen 1993/94 bouwde het team op de successen voort en bleek het in staat om spelmaker Fran Gonzalez te verleiden in La Coruña te blijven en een stap naar Real Madrid af te slaan. Dat seizoen zou berucht worden om de 'Djukic-penalty' in de slotseconden van de competitie. Erkende voetballers als Donato, Manjarín, Paco, Elduayen, Voro, Pedro Riesco en Alfredo versterkten de selectie en na speeldag 14 zorgde een late treffer van Bebeto in de thuiswedstrijd tegen Racing de Santander (1-0) ervoor dat Deportivo de koppositie innam. Op de derde speeldag had het team al met duidelijke cijfers afgerekend met Real Madrid: 4-0. Na speeldag 23 in februari 1994 had Deportivo een voorsprong van vijf punten op Real Madrid en zes punten op FC Barcelona. Een week ervoor had Deportivo nog met 2-0 bij Real Madrid verloren en eind februari verloren de Galiciërs met 3-0 bij FC Barcelona. De algehele verwachting was dat Deportivo opnieuw onder de druk zou bezwijken en FC Barcelona coach Johan Cruyff begon de media in te zetten om de druk op Deportivo op te voeren. Na de 2-1-winst van Deportivo op speeldag 32 tegen Atlético de Madrid zei Cruyff: "Deportivo kan niet meer dan dit doen. Het heeft haar potentieel bereikt. Met iets minder fysieke en psychologische inspanning had het niet gewonnen. Wij, in tegenstelling tot zij, winnen onze wedstrijden zonder maximale inspanning".[1] Een ludiek antwoord van de Deportivo supporters waren de Chupa Chups-lolly's die in alle maten in Riazor te zien waren, als verwijzing naar de lolly's die Johan Cruyff gebruikte als alternatief voor zijn sigaretten.
Real Madrid zou dit seizoen niet meer om de titel blijven spelen nadat het begin april 1994 binnen acht dagen tweemaal verloor en eenmaal gelijkspeelde. Barcelona hield de race echter wel vol doordat het nog maar twee keer gelijkspeelde na de winst op Deportivo en alle andere wedstrijden won. Deportivo leek echter niet te bezwijken en zou zelf ook niet meer verliezen na de nederlaag in Nou Camp. Op speeldag 34 werd de thuiswedstrijd tegen Tenerife gebruikt door de supportersgroep Riazor Blues om gratis Chupa Chups-lolly's aan het hele stadion uit te delen en twee doelpunten van Claudio zorgden ervoor dat er met 2-0 werd gewonnen. Het gat met FC Barcelona bleef op dat moment drie punten met nog vier wedstrijden te spelen. De Galiciërs verspeelden een gedeelte van die marge na doelpuntloze wedstrijden bij Lleida en thuis tegen Rayo Vallecano. Op 7 mei 1994 speelde FC Barcelona een cruciale wedstrijd bij aartsrivaal Real Madrid en won het een kwartier voor tijd dankzij Amor (0-1). Het nam hiermee een punt voorsprong op Deportivo, dat de volgende dag echter weer eens won: 0-2 bij Logroñés.
Deportivo was daarmee opnieuw koploper met een punt voorsprong op FC Barcelona en wist dat winst thuis op Valencia tot de titel zou leiden. Valencia (onder leiding van Guus Hiddink) stond zevende en maakte geen kans meer op Europees voetbal. FC Barcelona kreeg de nummer vijf Sevilla op bezoek dat de punten zelf hard nodig had om deze plek te behouden en daarmee UEFA Cup voetbal veilig te stellen. Sevilla nam vlak voor rust zelfs een 1-2-voorsprong in Nou Camp waardoor de 0-0-ruststand van Deportivo tegen Valencia voldoende perspectief leek te bieden voor de titel. FC Barcelona nam echter zelf twintig minuten voor tijd definitief afstand van Sevilla en zou uitlopen tot 5-2. Deportivo kreeg in de 88e minuut een penalty toegewezen na een overtreding op verdediger Nando, maar de poging van verdediger Djukic werd in de 90e minuut klemvast gepakt door doelman González van Valencia. Na anderhalve minuut blessuretijd was de wedstrijd afgelopen en was FC Barcelona op doelsaldo kampioen geworden. Het feit dat Valencia erg fanatiek het gelijkspel verdedigde en diverse spelers (onder wie keeper González) uitbundig de gestopte penalty vierden leidde tot volop speculatie over premies van FC Barcelona. Dit werd uiteindelijk in 2008 door verdediger Giner toegegeven.[2]
Doelman Liaño was dat seizoen opnieuw de minst gepasseerde doelman van Spanje en in 27 van de 38 wedstrijden kreeg Deportivo geen tegendoelpunten. Het team won 22 wedstrijden (net als in het seizoen 1992/93) en verloor slechts viermaal. De 18 tegendoelpunten in dat seizoen is een all-time laagterecord in de Spaanse Primera División wat sinds 2015/16 wordt gedeeld met Atlético Madrid. Omgerekend naar 3 punten per wedstrijd behaalde Deportivo 78 punten; in 2000 zou Deportivo uiteindelijk kampioen worden met 69 punten.
1994-1995: winst van de Copa del Rey
Het seizoen 1994/95 zou de eerste prijs ooit voor een Galicische club opleveren: op 27 juni 1995 won Deportivo de Copa del Rey tegen Valencia, nadat de wedstrijd op 24 juni 1995 vanwege hevige regenval was gestaakt in de tweede helft. In de eerste helft had Manjarín de Galiciërs een 1-0-voorsprong gegeven in het uitverkochte Bernabéu stadion (95.000 toeschouwers). Valencia aanvaller Mijatovic scoorde in minuut 70 de gelijkmaker, waarna de wedstrijd in minuut 79 werd gestaakt. Na de hervatting drie dagen later was het middenvelder Alfredo die binnen een minuut de 2-1 maakte, wat uiteindelijk de winnende treffer bleek te zijn.
In de competitie bleek Deportivo de enige club in staat om enige tegenstand te bieden aan de uiteindelijke kampioen Real Madrid dat na vier kampioenschappen van FC Barcelona (onder Cruyff) eindelijk weer de Spaanse titel won. Op speeldag 10 (november 1994) won Deportivo met 3-1 van Real Sociedad en nam het de koppositie in, maar verloor deze een week later definitief na een 2-0-nederlaag bij Real Oviedo. In maart 1995 was Deportivo na een 0-1-thuisnederlaag tegen Atlético de Madrid verder weggezakt en stond het vierde met zeven punten achterstand op Real Madrid. Maar in de negen wedstrijden erna zette Deportivo een sterkte serie neer met zes overwinningen (onder meer thuis tegen FC Barcelona en uit bij Celta en Valencia) en drie gelijke spelen. Dat zorgde ervoor dat bij aanvang van de wedstrijd Real Madrid - Deportivo op speeldag 35 het gat nog maar vier punten was. Winst van Deportivo zou het gat tot twee punten verkleinen waarna Real Madrid nog onder meer tegen het hooggeklasseerde Betis Sevilla zou moeten spelen. Een late treffer van Iván Zamorano zorgde er echter voor dat Real Madrid met 2-1 won en daardoor voor het eerst sinds 1990 weer Spaans kampioen werd. Deportivo verzekerde zich in het restant van het seizoen van de tweede plaats door 5-0 winst op Logroñés en een 2-8-uitoverwinning bij Albacete Balompié (in 2021 is dat nog steeds de grootste uitoverwinning ooit van Deportivo op het hoogste niveau). Met deze tweede plaats eindigde Deportivo voor het derde seizoen op rij bij de bovenste drie plekken. In de zomer van 1995 nam Deportivo revanche op Real Madrid door de Supercopa te winnen en de kampioen twee keer te verslaan (3-0 thuis en 1-2 uit).
1995–1996: de ontmanteling van Superdepor
De succesperiode onder coach Arsenio Iglesias werd in 1995 afgesloten en hij werd opgevolgd door John Toshack. De coach uit Wales stond bekend om zijn goede prestaties met beperkte middelen. Voor het eerst sinds 1969 won het team het eigen Teresa Hererra toernooi, dankzij een 2-0-zege in de finale op Real Madrid. En na de winst in de Supercopa (na twee nieuwe zeges op Real Madrid) werd de eerste competitiewedstrijd moeiteloos met 3-0 van Valencia gewonnen. Deportivo was ineens de topfavoriet om de competitie te winnen. Maar daarna ging het mis, gekenmerkt door een genadeloze 4-0-nederlaag bij streekgenoot Compostela. In oktober 1995 stond het team op de twaalfde plaats op de ranglijst, hoewel Deportivo af en toe nog excelleerde zoals tegen Apoel Nicosia (8-0 in de Europacup 2) en Albacete (5-0, met alle goals door Bebeto). Een opleving in de wintermaanden zorgde onder meer voor een 3-0-overwinning op Real Madrid (en daarmee de vierde in een paar maanden tijd) en een 1-1-gelijkspel bij FC Barcelona. In de halve finale van de strijd om de Europacup II bleek Paris Saint-Germain te sterk te zijn, en het seizoen ging als een nachtkaars uit met Deportivo in de middenmoot.
1996–1997: het jaar van Rivaldo
Het seizoen 1996/97 zorgde voor een grotere opleving, wat vooral te danken was aan de komst van de Braziliaan Rivaldo. Daar tegenover stond echter het vertrek van onder anderen diens landgenoot Bebeto. Deportivo startte erg sterk en was in december 1996 nog ongeslagen na 17 wedstrijden. De sterke defensie werd aangevuld met de doelpunten van Corentin Martins en Rivaldo. De club deed in de winter grote investeringen in Flávio Conceicao, Hélder en Renaldo. De komst van Nuno was de allereerste transfer van spelersmakelaar Jorge Mendes. In januari 1997 ging het echter mis met een late nederlaag tegen FC Barcelona (0-1), de aankondiging van Toshack dat hij na het seizoen zou stoppen, meerdere malen puntenverlies in de competitie en uitschakeling in de Copa del Rey tegen Espanyol. Assistent-coach José Manuel Corral nam het tijdelijk over, en onder zijn leiding speelde Deportivo onder meer een thuiswedstrijd in Santiago de Compostela vanwege een munt-incident in een eerdere wedstrijd tegen Tenerife. Onder de nieuwe coach Carlos Alberto Silva was er een opleving (met name dankzij de doelpunten van Rivaldo) en het team eindigde alsnog op de derde plaats. Rivaldo zou in totaal 21 competitie-doelpunten scoren, en doelman Jacques Songo'o was de minst gepasseerde doelman van de Spaanse competitie en won daarmee de Trofeo Zamora.
1997-1998: van titelkandidaat tot degradatiezorgen
In de zomer van 1997 voegde Deportivo met Djalminha en Luizão twee nieuwe Braziliaans spelers toe aan de selectie. Het team werd voortgebouwd op de derde plek van het vorige seizoen en had een zeer succesvolle voorbereiding, maar in de sloturen van de transfermarkt werd Rivaldo voor $27 miljoen weggekocht door FC Barcelona volgens een clausule in zijn contract. Alleen de spelers Ronaldo (naar Inter Milan) en Denilson (naar Betis Sevilla) waren tot op dan op de transfermarkt voor een hoger bedrag verkocht. Voor Deportivo was er geen tijd om een vervanger te halen en het gemis van Rivaldo bleek een te grote slag te zijn. Het team zou in het seizoen 1997/1998 nooit hoger komen dan plek elf en werd al in de eerste ronde van de UEFA Cup uitgeschakeld door Auxerre. In oktober 1997 werd coach Silva ontslagen, en wederom nam José Manuel Corral het over. Ditmaal zou het tot het einde van het seizoen duren. In de winterperiode deed president Lendoiro twee urgente aankopen in Zuid-Amerika met de aanvallers Abreu en 'Manteca' Martínez, maar dat bleek achteraf weggegooid geld. In de Copa del Rey was er uitschakeling tegen Segunda División club Alavés. Tegen het einde van het seizoen was er een ontluisterende 2-6-nederlaag tegen streekgenoot Compostela en het team eindigde op de veertiende plek.
In de zomer van 1998 bouwde Deportivo aan een nieuw team (met onder meer de verdedigers Romero en Manuel Pablo) dat ditmaal succesvoller dan ooit zou zijn. De Baskische coach Javier Irureta kwam over van streekgenoot Celta de Vigo en zou zeven seizoenen aanblijven. In die periode werd de titel gewonnen, eenmaal de Copa del Rey, tweemaal de Supercopa, bereikte het team de halve finale van de Champions League, kwalificeerde het zich elk seizoen voor Europees voetbal en maakte het bovenal veel indruk door de prestaties met beperkte middelen.
1998-1999: terugkeer in de subtop
In het eerste seizoen onder Irureta ging niet alles meteen soepel. In januari 1999 werd thuis met 1-2 van Racing de Santander verloren en het team stond slechts op de twaalfde plaats. Ternauwernood werd uitschakeling in de Copa del Rey tegen Sporting de Gijón voorkomen. Op dat moment stond de Argentijn ‘Turu’ Flores op als de nieuwe ster. Mede dankzij zijn 13 goals (tussen 17 januari en 25 april 1999) werden Celta de Vigo en Mallorca in de Copa del Rey uitgeschakeld en werd er in de eerstvolgende elf wedstrijden nog maar één keer verloren. Real Madrid werd in die periode met 4-0 vernederd. In de halve finale van de Copa del Rey ging het echter mis tegen Atlético de Madrid en kwalificatie voor de Champions League werd op de laatste speeldagen verspeeld. Niettemin eindigde het team als zesde en kwalificeerde zich zo weer voor de UEFA Cup.
1999-2000: de Spaanse titel
In 1999 bouwde de club voort op het nieuwe succes en werden onder meer de jonge aanvallers Roy Makaay en Víctor Sánchez aangetrokken. Zij bleken de ontbrekende sleutels om het team de ultieme bekroning te geven: het winnen van de Spaanse competitie. Makaay scoorde in de eerste wedstrijd tegen Alavés meteen een hattrick (4-1), maar eind september 1999 stond het team nog slechts zevende na een thuisnederlaag tegen Numancia. Uitschakeling in de UEFA Cup tegen Stabaek werd nipt voorkomen. Daarna begon het team te draaien en won het zeven keer op rij waaronder tegen FC Barcelona (2-1), Atlético de Madrid (1-3) en streekgenoot Celta de Vigo (1-0). Na een wervelende show op 21 november 1999 tegen Sevilla (5-2) nam Deportivo de eerste positie van de ranglijst in. In de UEFA Cup werden Montpellier en Panathinaikos uitgeschakeld, Mallorca werd geëlimineerd in de Copa del Rey en in de competitie werd een gat geslagen van acht punten.
In het begin van 2000 ging het weer mis. Na onder meer een 0-3-thuisnederlaag tegen Racing de Santander liep Real Zaragoza in de competitie in tot op twee punten, en FC Barcelona tot op vier punten. Osasuna uit de Segunda División bleek de meerdere te zijn in de Copa del Rey, en Arsenal schakelde Deportivo uit in de UEFA Cup. Maar het team hervond zich net op tijd. Real Madrid werd met een 5-2-nederlaag naar huis gestuurd, hoewel door een 2-1-nederlaag bij FC Barcelona de Catalanen onder leiding van Louis van Gaal tot op twee punten naderden. Na speeldag 34 had Deportivo een voorsprong van vijf punten op FC Barcelona. De situatie leek echter precair te worden voor Deportivo door de 0-3-winst van de Catalanen bij Atlético de Madrid en de 2-1-nederlaag van Deportivo in de derby bij Celta. Na 35 speeldagen was het gat daardoor nog maar twee punten en kwam Zaragoza als nummer drie naar Riazor (met een achterstand van vijf punten op Deportivo). Maar waar middenmoter Rayo Vallecano in 1994 een cruciale rol speelde door in de slotfase van de competitie een punt bij Deportivo te pakken, verraste het Barcelona op speeldag 36 met een 0-2-overwinning in Nou Camp. Een dag later vond de wedstrijd tussen Deportivo en Zaragoza plaats, waarbij winst voor de bezoekers ervoor zou zorgen dat alle vijf de achtervolgende teams nog een kans op de titel zouden maken. Een 0-1-voorsprong van Zaragoza na rust werd door Deportivo omgezet naar een 2-1-voorsprong, waarna Djalminha uit het veld werd gestuurd en Zaragoza vrij snel gelijkmaakte. Met hangen en wurgen trok Deportivo het gelijkspel over de streep en liep het daarmee zelfs een punt uit op de belangrijkste achtervolger FC Barcelona. Had FC Barcelona gewonnen van Rayo Vallecano dan was Deportivo de koppositie kwijt geweest.
Met de wetenschap dat de laatste thuiswedstrijd tegen het al uitgespeelde Espanyol zou plaatsvinden, speelde Deportivo zeer behoudend bij Racing de Santander (0-0). Dat FC Barcelona de strijd echter al leek te hebben opgegeven toonde het nieuwe puntenverlies bij Real Sociedad aan: 0-0. Van de overige clubs kon alleen nog Zaragoza aanhaken dankzij een 3-2-overwinning op Málaga. De overige achtervolgers (Valencia, Alavés en Real Madrid) haakten definitief af na speeldag 37. Doordat Deportivo nu met drie punten voorsprong de laatste speeldag inging zou het aan een punt tegen Espanyol voldoende hebben om op 19 mei 2000 kampioen te worden. Een overwinning van Espanyol bleek al snel ingwikkeld te worden dankzij snelle goals van Donato en Makaay voor Deportivo. Ondertussen deed Deportivo's aartsrivaal Celta haar plicht door met een 0-2-voorsprong in Nou Camp de rust in te gaan. Zaragoza bleef aangehaakt door een 0-1-voorsprong bij Valencia. In Riazor liep de wedstrijd van Deportivo echter probleemloos af en liet het team zich niet beïnvloeden door de snelle comeback van FC Barcelona vlak na rust (2-2). Dat zou ook de eindstand in Nou Camp worden, terwijl Zaragoza uiteindelijk met 2-1 bij Valencia verloor en daarmee afstand deed van de derde plaats. Na 94 jaar was Deportivo voor het eerst kampioen van Spanje geworden en het kwalificeerde zich meteen voor het eerst voor de Champions League. Met 22 doelpunten had Roy Makaay een groot aandeel in de titel. Doordat Deportivo in de eindstand een gat van vijf punten met FC Barcelona en Valencia had, bleek achteraf dat zelfs een nederlaag tegen Espanyol voldoende zou zijn geweest voor de titel.
Waar Deportivo in dat seizoen van kon profiteren was de ongekende nivellering van de Primera Divisón. Tussen kampioen Deportivo (69 punten) en nummer zes Alavés (61 punten) zat slechts een verschil van acht punten. FC Barcelona behaalde in de jaren 2000-2003 nooit meer dan 64 punten, en Real Madrid behaalde in het seizoen 1999/2000 slechts 62 punten. Dat waren er slechts een paar minder dan de 63 punten in 1997/98 en de 68 punten in 1998/1999. Deportivo is met 69 punten dan ook tot heden de kampioen met de minste punten sinds de toekenning van drie punten aan een overwinning in 1995. Tweede op die lijst is het kampioenschap van FC Barcelona in 1997/1998 met 74 punten. In het seizoen voor de titelwinst van Deportivo behaalden de Galiciërs 63 punten en eindigen daarmee op een zesde plek. Het contrast qua nivellering toonde het seizoen 2011/12 aan, toen Real Madrid als eerste club de 100 punten behaalde (en een record neerzette met 121 goals) en daarmee een gat had van 45 punten met de nummer zes Levante. Dat de nivellering van de Spaanse competitie in die periode een sterkte bleek toont onder meer de Champions League-finale van 2000 aan die door Real Madrid met 3-0 werd gewonnen van Valencia. FC Barcelona was in de halve finale uitgeschakeld door Valencia. Een jaar later verloor Valencia opnieuw de Champions League-finale (ditmaal na strafschoppen van Bayern München) en was Real Madrid in de halve finale gestrand op de Zuid-Duitsers. De clubs Mallorca en Celta de Vigo hadden in 1999/00 de kwartfinale van de UEFA Cup bereikt. Alavés zou in het seizoen 2000/01 de UEFA Cup-finale na verlenging met 5-4 van Liverpool verliezen.
2000–2001: succesvol debuut in de Champions League
Deportivo zou zich vijf keer achter elkaar voor de Champions League kwalificeren tussen 2000 en 2004. Om daarin een goed figuur te slaan deed de club in de zomer van 2000 grote uitgaven. Van het gedegradeerde Atlético de Madrid werden Molina, Capdevila en Valerón overgenomen. Daarnaast arriveerde onder meer de aanvallers Walter Pandiani en Diego Tristán. Een vierde trofee werd in die periode aan de prijzenkast toegevoegd met het winnen van de Supercopa tegen Espanyol.
De Champions League-groep met Panathinaikos, Hamburger SV en Juventus werd met een eerste plaats probleemloos overleefd, en ook in de competitie ging het vrij soepel. Tot 4 november 2000 werd er slechts eenmaal verloren (3-0 bij Real Madrid). Hoewel Deportivo in december 2000 de eerste plek in de competitie veroverde en in Europa indruk maakte met een 1-3-overwinning bij Paris-Saint Germain, kwam daarna een bijna gebruikelijke terugval. Het team verloor thuis met 0-1 van AC Milan, werd in de Copa del Rey wederom uitgeschakeld door een club uit de Segunda División (ditmaal door Tenerife) en behaalde slechts vier van de mogelijke twaalf punten in de competitie. Op 27 februari 2001 schreef Deportivo geschiedenis door in de slotseconde met 2-3 bij FC Barcelona te winnen. Een week later had het een monsterscore kunnen behalen in de thuiswedstrijd tegen Real Madrid, maar een mirakel hield de Madrilenen op de been (2-2). Deportivo raakte daarmee definitief het zicht op de eerste positie kwijt. In Europa was vervolgens een wonder nodig na een 1-0-nederlaag bij Galatasaray. De Turken werden probleemloos in Riazor met 2-0 verslagen, maar een 0-3-achterstand in de thuiswedstrijd tegen Paris-Saint Germain leek fataal te worden. Dankzij drie doelpunten van Pandiani en een goal van Tristán werd de wedstrijd alsnog gewonnen (4-3) en kon Deportivo dankzij een Panenka-penalty van Djalminha bij AC Milan (1-1) zich alsnog kwalificeren voor de kwartfinale. In die ronde behaalde het team bijna opnieuw een wonder na een 3-0-nederlaag bij Leeds United, maar de 2-0-thuisoverwinning bleek te weinig. Daarmee was de laatste kans op een prijs voor Deportivo verkeken. Diego Tristán werd topscorer voor Deportivo met 19 doelpunten, en ook Roy Makaay stond hoog in het klassement met 16 doelpunten.
2001-2002: consolidatie in Europa en de Centenariazo
De enige aankoop van naam voor het seizoen 2001/02 was middenvelder Sergio González die van Espanyol overkwam. In de Champions League werd voor het eerst van een grote club gewonnen dankzij late goals van Pandiani en Naybet tegen Manchester United (2-1). De impact was nog groter toen het team ook een overwinning op Old Trafford kon noteren dankzij twee goals van Tristán en een van Sergio. Al na vijf speeldagen in de Champions League-groep was Deportivo gekwalificeerd voor de volgende ronde. In de competitie eindigde het team het jaar 2001 als koploper en het team maakte opnieuw indruk tegen een Engelse club met een 2-0-overwinning op Arsenal. Maar rondom de jaarwisseling ging het opnieuw fout. Na een 3-0-nederlaag bij Valladolid zakte het team zelfs naar een zevende plaats op de ranglijst. In Europe herpakte het team zich met een 0-0-gelijkspel bij Juventus en een 2-0-overwinning thuis tegen de Italianen, die in eigen land de titel zouden winnen dat seizoen. De meeste indruk maakte echter de 0-2-overwinning op Highbury bij Arsenal waarmee het team zich opnieuw kwalificeerde voor de kwartfinale van de Champions League. De Engelsen zouden dat seizoen zowel de FA Cup als de FA Premier League winnen.
Het hoogtepunt van het seizoen 2001/02 zou de finale van de Copa del Rey op 6 maart 2002 blijken te zijn. Deportivo had een vrij gemakkelijke route naar de finale met Marino, Leonesa, een ronde met L'Hospitalet die niet doorging (vanwege het type veld van de Catalanen), Valladolid en Figueres. In de finale wachtte echter Real Madrid dat door de Spaanse voetbalbond in staat was gesteld om de finale in eigen stadion te spelen exact op de honderdste geboortedag van de club. Met snelle doelpunten van Sergio en Tristán nam Deportivo echter de leiding en het gaf die niet meer uit handen (1-2). De overwinning van Deportivo gaat sindsdien door het leven als de Centenariazo. In Europa ging het echter wederom mis in de kwartfinale. Manchester United (de Engelse kampioen van 1999, 2000 en 2001) had geleerd van de eerdere nederlagen in het seizoen, won met 0-2 in Riazor en maakte het karwei af op Old Trafford (3-2). Drie wedstrijden voor het einde werd ook de kans op de Spaanse titel verspeeld door een 1-0-nederlaag bij Valencia, dat kampioen zou worden. Maar ten koste van Real Madrid werd wel op de laatste speeldag wederom de tweede plek veilig gesteld dankzij een 3-0-overwinning. Tristán eindigde in de Spaanse competitie als topscorer met 21 doelpunten.
2002-2003: Roy Makaay als topscorer van Europa
Het seizoen 2002/03 startte met opnieuw winst van de Supercopa, ditmaal tegen Valencia (3-0 en 0-1). Deportivo had zich versterkt met Jorge Andrade, Albert Luque en ‘Toro’ Acuña voor een totaalbedrag van €38 miljoen. De competitie startte in mineur met een 2-4-thuisnederlaag tegen Betis Sevilla en een serieuze blessure voor Jorge Andrade, maar de stemming sloeg volledig om op 18 september 2002. Op die dag scoorde Roy Makaay een hattrick (met twee assists van Valerón) en won Deportivo met 2-3 bij Bayern München. Het was de eerste winst ooit van een Spaanse club in München, en ook de eerste keer dat Bayern drie goals tegen kreeg in een Europese thuiswedstrijd. In de thuiswedstrijd die volgde tegen Valladolid liep Valerón echter een serieuze blessure op en raakte het team uit balans. AC Milan won daarna gemakkelijk in Riazor (0-4) en ook wedstrijden tegen Racing de Santander, Villarreal en Lens werden verloren. In de competitie zakte het team naar de negende plek. De come-back kwam in de Europese thuiswedstrijd tegen Bayern München, die werd gewonnen door een late goal van Makaay: 2-1. Met een 1-2-overwinning bij het al gekwalificeerde AC Milan drong Deportivo voor derde keer op rij door tot de tweede groepsfase.
Het door blessures en schorsingen geplaagde team klom toch begin januari 2003 op naar de derde plek in de competitie, op zeven punten van koploper Real Sociedad. Maar in de Champions League lukt het dit seizoen niet. Een 2-0-voorsprong werd thuis tegen Juventus weggegeven (2-2) en bij Manchester United werd kansloos met 2-0 verloren. Ook bij FC Basel werd verloren (1-0), hoewel de 1-0-thuisoverwinning tegen de Zwitsers nog enige hoop gaf. Maar een 1-2-voorsprong in de vijfde wedstrijd tegen Juventus werd in de slotfase weggeven (3-2), waardoor uitschakeling al een feit was. Ook in de Copa del Rey ging het mis na een 2-3-nederlaag in Riazor tegen Mallorca en een 1-1-gelijkspel op het eiland. De terugkeer van de geblesseerde Valerón en de van kanker herstelde Molina gaven het team echter een boost om voor de laatste kans in de competitie te vechten. Vanaf februari 2003 werden zeven van acht wedstrijden gewonnen, waaronder de toppers tegen Real Sociead (2-1) en FC Barcelona (2-4). Op 10 mei 2003 werd zelfs de eerste plek veroverd na een 0-2-overwinning op Málaga, op één punt gevolgd door Real Madrid en Real Sociedad. Toen ging het echter alsnog mis door nederlagen tegen Valencia (1-2) en Celta de Vigo (3-0), en Deportivo eindigde als derde. Hoewel het team het seizoen zonder prijzen eindigde, en eerder dan ooit was uitgeschakeld in de Champions League, kon de club terugblikken op opnieuw een seizoen in de top van het Spaanse en Europese voetbal. De bekroning daarvan was dat Makaay als Europees topscorer werd gekroond met 29 doelpunten in de Liga, 9 in de Champions League en 1 in de Copa del Rey. Het leverde hem een transfer van €19 miljoen naar Bayern München op.
2003-2004: het mirakel tegen AC Milan (El Milanazo)
De zomer van 2003 was de meest rustige op de transfermarkt voor Deportivo sinds 1991, een teken aan wand van de toenemende economische problemen. De enige veldspeler die werd aangetrokken was de transfervrije Pedro Munitis van Real Madrid. Daartegenover stond het vertrek van onder meer Donato. Door de derde plek in het vorige seizoen was Deportivo genoodzaakt om voorrondes voor de Champions League te spelen, waarbij een 1-0-overwinning op Rosenborg ternauwernood voldoende was na de 0-0 in Noorwegen. Maar voor de vierde keer op rij zou Deportivo deelnemen aan de Champions League. Walter Pandiani bleek de natuurlijke vervanger van Makaay en scoorde acht wedstrijden op rij. In Europa had het team vier punten na twee wedstrijden, maar in de competitie moest het de koppositie na enkele weken overlaten aan Valencia. Die werd echter enkele weken later weer teruggepakt na 2-1 winst op Valencia en de derde overwinning ooit van Deportivo in Nou Camp (2-4). In november ging het echter goed mis. In de competitie zakte het team weg naar een derde plek en in de Champions League werd met maar liefst 8-3 bij AS Monaco verloren. Toch was er opnieuw kwalificatie voor de volgende ronde na een minimale nederlaag bij PSV Eindhoven (3-2), waardoor de Galiciërs op doelsaldo door gingen. Maar de titelkansen gingen vrijwel verloren na een 2-1-nederlaag bij Real Madrid, met enkele dubieuze beslissingen van de scheidsrechter.
Atlético Madrid schakelde vervolgens Deportivo uit in de Copa del Rey, maar in de competitie raakte het team weer op stoom met onder meer een 0-5-overwinning bij streekgenoot Celta de Vigo en een 4-1-overwinning tegen Real Zaragoza. In de Champions League van het seizoen 2003/2004 was de tweede groepsfase afgeschaft en Deportivo lootte een oude bekende met Juventus in de knock-outfase. Na een 1-0-thuisoverwinning was het Pandiani die het enige doelpunt in de return maakte en daarmee de eerste overwinning ooit van Deportivo bij Juventus realiseerde (0-1). Ondertussen ging het in de competitie definitief mis. Het herleefde Barcelona won met 2-3 in Riazor, en ook Valencia nam revanche voor een eerdere nederlaag en won met 3-0. In de kwartfinale van de Champions League wachtte de titelverdediger en opnieuw een oude bekende: AC Milan. Voor de derde keer in vier seizoenen speelden beide teams tegen elkaar in een dubbele ontmoeting. In San Siro was de start veelbelovend voor Deportivo na de goal van Walter Pandiani, maar rondom de pauze sloeg Milan hard terug met vier goals (4-1). De return op 7 april 2004 werd algemeen als een formaliteit beschouwd, maar na 90 minuten had Deportivo het onmogelijke gepresteerd door AC Milan alle hoeken van het veld te laten zien: 4-0. Voor het eerst in de geschiedenis van de Champions League maakte een team een achterstand van drie doelpunten uit de heenwedstrijd ongedaan, en dat ook nog eens in een kwartfinale tegen de titelverdediger. Deportivo had al eerder de andere finalist van het vorige seizoen (Juventus) uitgeschakeld.
Dat seizoen bleek achteraf voor Deportivo een unieke kans om de Champions League te winnen, maar de Galiciërs bleken niet opgewassen tegen het FC Porto van José Mourinho. Tijdens de bloedeloze 0-0 in Porto kreeg verdediger Jorge Andrade een curieuze rode kaart en zijn vervanger (César Martín) veroorzaakte in de return een penalty die de beslissing bleek te zijn (0-1). FC Porto won dat seizoen de Champions League. Met alle ogen vervolgens op de competitie gericht bleek het team opnieuw in staat om de derde plek te bereiken vóór Real Madrid.
2004-2005: het einde van het Irureta-tijdperk
Dat het sprookje voor Deportivo niet eeuwig kon duren toonde de transferzomer van 2004 al aan. Net als in het jaar ervoor kreeg trainer Irureta geen nieuwe spelers van betekenis om te kunnen doorselecteren ondanks dat spelers als Maniche, Mascherano, Eto'o en Saviola aan de club werden gelinked. Sterker nog, op de salarispost werd flink bespaard door het vertrek van onder meer Naybet, Djalminha, Djorovic en vele andere spelers. Uiteindelijk werd voorkomen dat Albert Luque een stap maakte naar FC Barcelona. In de voorronde van de Champions League werd het 0-0 bij het kleine Shelbourne en pas na 60 minuten werd de score in Riazor geopend wat leidde tot een 3-0-overwinning.
Negatieve berichten gingen echter de boventoon voeren. Deportivo had last-minute de middenvelder Aciari van Murcia willen aantrekken, maar slaagde daar niet in vanwege financiële problemen. Daarbij kwam de aanklacht van Fran tegen de club vanwege finánciele geschillen. Luque en Pandiani haalden vervolgens het nieuws vanwege een ruzie op de training. Het was een teken aan de wand dat Irureta de controle op zijn spelersgroep aan het verliezen was. Op 22 september 2004 liet Valencia geen spaan heel van Deportivo in Riazor (1-5), en ook in de Champions League ging het vrijwel meteen mis met een 0-0-gelijkspel thuis tegen Olympiakos Piraeus en een 2-0-verlies bij AS Monaco. Hét hoogtepunt van het seizoen vond plaats in oktober 2004 toen het team voor het eerst in 49 jaar in de competitie won bij Real Madrid: 0-1. Hoewel het team een stormloop van Liverpool op Anfield Road overleefde (0-0) bleek de thuisnederlaag (0-1) tegen de Engelsen fataal. De volgende klap was uitschakeling in de Copa del Rey tegen het kleine Elche. Hoewel het team nog tot de achtste plek in de competitie zou reiken eindigde de Champions League-campagne in mineur met een 1-0-nederlaag bij Olympiakos Piraeus en een ontluisterende 0-5-nederlaag tegen AS Monaco. Hiermee werd Deportivo het eerste team in de geschiedenis van de Champions League dat niet scoorde tijdens de eerste groepsfase. Deportivo eindigde het jaar 2004 op plek dertien en op twintig punten achterstand van FC Barcelona.
In de wintermaanden was er sprake van twee selectiewijzigingen. Walter Pandiani rebelleerde met opmerkingen richting Irureta en werd uitgeleend aan Birmingham City. Daarentegen kwam Fabricio Coloccini de selectie versterken. In het restant van de competitie was er de bijna traditionele overwinning op Real Madrid (2-0). Toen zelfs kansen op UEFA Cup voetbal echter verkeken leken maakte de officiële krant van Deportivo bekend dat Irureta aan het einde van het seizoen zou vertrekken. Het elftal kon zich zelfs niet meer voldoende motiveren voor de laatste wedstrijd van Mauro Silva en Fran in Riazor, en verloor kansloos met 0-3 van Real Mallorca. Deportivo had uiteindelijk een eigen goal van Numancia's Juanpa nodig om op de slotdag een 1-1 te behalen dat voldoende was voor de achtste plek, die recht gaf op Intertoto-voetbal. Het was niet alleen Irureta's laatste seizoen bij Deportivo, maar ook zijn slechtste en bijna even slecht voor Deportivo als het dramatische seizoen 1997/1998.
De successen van de periode 1992-2004 bleken onder Joaquín Caparrós niet herhaalbaar en Deportivo werd een middenmoter. In 2011 degradeerde de club.
2005-2006: fysiek voetbal en ontgoocheling
In de zomer van 2005 was het duidelijk dat Deportivo voor het eerst sinds 1998 geen Europees voetbal zou spelen. Tezamen met het vertrek van aanvoerders Mauro Silva en Fran, en de komst van coach Joaquín Caparrós, was er sprake van de grootste reconstructie sinds 1998. Daarbij kwam nog de verkoop van Pandiani en Albert Luque (naar Newcastle United voor € 14 miljoen), en dit werd slechts gecompenseerd door de transfervrije Julian de Guzman en Juanma, en de komst van aanvaller Taborda. President Lendoiro was duidelijk in zijn verwachtingen dat Deportivo B voortaan een belangrijke bron voor nieuwe spelers zou moeten worden.
In de Intertoto Cup overleefde het team de rondes met Buducnost en Slaven, en waren er twee indrukwekkende zeges op Newcastle United. Thuis tegen Olympique Marseille werd vervolgens met 2-0 gewonnen, maar het team stortte in de uitwedstrijd in elkaar bij een 2-1-achterstand en het wegzenden van Joan Capdevila. Ondanks de uiteindelijke 5-1-nederlaag was het een goede voorbereiding geweest, tezamen met de winst van het eigen Teresa Herrera toernooi. Dit werd doorgezet in de competitie waarin het team vijf wedstrijden ongeslagen bleef, met bijdrages van jonge spelers als Rubén Castro (24), Iván Carril (21), Senel (21) en Momo (23). De resultaten in oktober waren minder, maar er was het debuut van spelmaker Iago (21), en het team vocht zich in de thuiswedstrijd tegen FC Barcelona terug van een 1-3-achterstand tot 3-3. Aan het einde van de maand was er een 3-1-overwinning tegen het Real Madrid van Luxemburgo.
Ondanks de hoge notering in de subtop van de competitie was er ontevredenheid onder de supporters. De passing game van de voorgaande jaren had plaatsgemaakt voor meer fysiek spel, en vele doelpunten werden gescoord uit standaardsituaties. Dit had in de tweede helft van het seizoen onder meer te maken met het geblesseerd uitvallen van spelmaker Valerón. Het team was succesvoller in uitwedstrijden dan in het eigen Riazor stadion. Maar de Argentijnen Duscher en Scaloni hadden een moeizame relatie met Caparrós. En ook de nieuwe coach kon Diego Tristán zijn vorm niet teruggeven van het seizoen 2001/2002 toen hij topscorer van Spanje was. Tot overmaat van ramp ging het in de slotfase van de competitie ook mis met de resultaten voor het 100-jarige Deportivo. Celta de Vigo bezette een plek die recht gaf op UEFA Cup-voetbal, had vijf punten voorsprong op Deportivo en won voor het eerst in twaalf jaar in Riazor. Het contrast was dan weer dat de overwinning op Espanyol (1-2) de negende uitoverwinning van het team was, een record in de geschiedenis van Deportivo. Maar in de laatste thuiswedstrijd ging het helemaal mis. Twintig minuten voor tijd stond Deportivo nog 1-0 voor tegen Bilbao, maar de Basken wonnen uiteindelijk met 1-2. Op de slotdag werd ook nog eens een ticket voor de Intertoto cup verspeeld door een 1-0-nederlaag bij Deportivo Alavés, dat niettemin degradeerde doordat Espanyol zichzelf in blessuretijd redde tegen Real Sociedad. Het was Espanyol geweest dat Deportivo dat seizoen had uitgeschakeld in de halve finale van de Copa del Rey.
Al met al waren er in 2006 tegenstrijdige ideeën over het succes van het afgelopen seizoen. Voor het eerst sinds de promotie in 1991 werd twee seizoenen op rij rechtstreekse kwalificatie voor de Europese toernooien gemist. Omdat Deportivo zich in de zomer van 2005 net niet had weten te kwalificeren voor de UEFA Cup via de Intertoto, en de Champions League-campagne in 2004/2005 dramatisch was geweest, leek de stunt tegen AC Milan van 2004 alweer lang geleden. Positieve uitzonderingen waren Munitis, Duscher, Juanma en het debuut van diverse jonge spelers. Toch bestond de basiself meestal uit ervaren spelers van rond de dertig jaar. Het seizoen had anders geïnterpreteerd kunnen worden als de laatste twintig minuten in Marseille waren overleefd, of als er een doelpunt was gemaakt in de Copa del Rey tegen Espanyol, of als een van de laatste thuiswedstrijden tegen Celta de Vigo of Athletic de Bilbao winnend was afgesloten. De teruglopende successen vielen erg ongelukkig samen met het 100-jarig bestaan van de club in maart 2006.
2006-2007: Babydepor op de dertiende plek
Voor het tweede seizoen van coach Caparrós werd er meer dan ooit doorgeselecteerd. Oudgedienden als Tristán, Molina, Víctor Sánchez, Scaloni en Romero verlieten de club en Spaanse spelers als Riki, Joan Verdú, Lopo en Juan Rodríguez arriveerden. In totaal zouden er zeventien nieuwe (meestal jonge en goedkope) spelers worden aangetrokken. Daaronder waren twee spelers die later bij het Europese topvoetbal zouden aanhaken: Arbeloa (23) en Filipe Luís (21). Net als in het eerste seizoen onder Caparrós was de start heel behoorlijk. In de eerste tien competitiewedstrijden verloor het team slechts twee keer en werd er thuis gelijkgespeeld tegen FC Barcelona. Daarnaast werd Racing de Santander verslagen in de Copa del Rey. Het vertoonde spel overtuigde echter wederom niet, en de twijfel sloeg in december volledig toe toen het team maar liefst negen wedstrijden zonder overwinning bleef. In november won streekgenoot Celta de Vigo voor de tweede keer in 2006 in Riazor, en er waren grote nederlagen tegen Osasuna (4-1), Valencia (4-0) en Sevilla (4-0), waardoor het team zelfs was afgezakt naar een degradatieplaats.
Een ommekeer leek de thuiswedstrijd begin januari 2007 tegen Real Madrid te zijn. Een ontketend Deportivo onder leiding van Riki en Cristián versloeg de 'Koninklijke' met 2-0, en deze uitslag had hoger kunnen uitvallen. Dit positieve resultaat werd in de weken erna niet meteen doorgezet en Deportivo was genoodzaakt om Arbeloa aan Liverpool te verkopen om aan de meest acute schuldeisers te voldoen. Pas in februari 2007 zette Deportivo weer een goede serie neer (zonder tegendoelpunten) met twee overwinningen en twee gelijke spelen. Ondertussen waren ook Real Mallorca en Real Valladolid uitgeschakeld in de Copa del Rey en zou Deportivo de halve finale tegen Sevilla gaan spelen. Het seizoen zou echter als een nachtkaars uitgaan. Het team won nog maar vier keer in de competitie en speelde zich daardoor uiteindelijk veilig op de dertiende plek. Maar er was opnieuw een nederlaag tegen Celta de Vigo (1-0) en Sevilla schakelde de Galiciërs met groot gemak uit in de Copa del Rey. De Andaluciërs wonnen dat seizoen zelfs alle vier de wedstrijden tegen Deportivo, wat in de voorgaande jaren meestal andersom was geweest. In de thuiswedstrijd tegen Recreativo op 9 juni 2007 liet het team zelfs vijf tegendoelpunten toe (2-5). Het was vervolgens een vanzelfsprekendheid dat Caparrós de club verliet, en hij werd opgevolgd door Miguel Ángel Lotina.
2007-2008: van de hel naar de hemel
De fans van Deportivo kregen met een verrassing te maken toen president Lendoiro in de zomer van 2007 de aankoop voor €7 miljoen van het 20-jarige Mexicaanse talent Andrés Guardado aankondigde. Daar tegenover stond echter de verkoop van Jorge Andrade aan Juventus voor €10 miljoen.
Maar de eerste wedstrijd van het seizoen was een teken aan de wand van wat komen ging. Het team zou zich opnieuw beroepen op de bekende passing game en was in vele wedstrijden beter dan de tegenstander, maar zette dit niet om in voldoende resultaten. Op de eerste speeldag gaf nieuwkomer Almería een les in effectiviteit en won met maar liefst 0-3 in Riazor, en pas begin november kon het team een beetje ademhalen toen de 0-2-overwinning bij Murcia de derde zege van dat seizoen betekende. Het vrijwel enige in het oog springende resultaat tot dan toe was de 0-1-zege bij Sevilla (dat speelde met onder meer Alvés, Jesús Navas, Keita, Adriano en Kanouté). Maar daarna ging het slechter dan ooit sinds 1991. Het team zakte dramatisch weg in de degradatiezone en won alleen nog maar bij Levante (0-1). Het was opnieuw Espanyol dat Deportivo uitschakelde in de Copa del Rey, met onder meer een 1-2-zege in Riazor. Door de 1-0-nederlaag bij Almería in januari 2008 was het team zes punten verwijderd van een veilige plek. Coach Lotina wist dat hij de eerstvolgende wedstrijd (thuis tegen van Valladolid) moest winnen om niet ontslagen te worden.
Net als een jaar eerder (toen tegen Real Madrid) speelde een ontketend Deportivo in een zo goed als vol stadion zich naar een makkelijke overwinning (3-1), hoewel het was omgeschakeld naar een systeem met vijf verdedigers. Het zou de start zijn van een unieke serie van zestien wedstrijden. In deze periode behaalde Deportivo zelfs de beste resultaten van alle Spaanse clubs (elf zeges, twee gelijke spelen en drie nederlagen). Onder de overwinningen was in maart 2008 de bijna gebruikelijke zege op Real Madrid (1-0) en een 2-0-overwinning op FC Barcelona. Met name de vleugelspelers Lafita en nieuwkomer Christian Wilhelmsson gaven het team letterlijk 'vleugels', en Coloccini bleek eindelijk de leider van de defensie te zijn waar Deportivo naar zoek was. Daarbij leek Deportivo eindelijk weer een topscorer in huis te hebben met Xisco, die ook nog eens voortkwam uit Deportivo B. En ook verdediger Adrián van Deportivo B speelde vele wedstrijden in de basis dat seizoen. Hoewel tegen het einde van het seizoen de opmars tot stilstand kwam met drie nederlagen in vier wedstrijden, waren de resultaten toch net voldoende geweest om van de laatste plek op de klimmen naar kwalificatie voor Intertoto voetbal.
2008-2009: consolidatie en terugkeer in Europa
Om de grote schuldenlast tegen te gaan was Deportivo ook in de zomer van 2008 weer verplicht om belangrijke spelers te verkopen. Dit keer werden Coloccini en Xisco aan Newcastle United verkocht. De aangetrokken spelers zouden een wisselend succes zijn: achterin bleken Aranzubia, Diego Colotto en Zé Castro een versterking, maar voorin zouden de spitsen Mista en Omar Bravo het verschil niet kunnen maken. Ondanks dit beperkte succes op de transfermarkt kon het team de lijn van de tweede seizoenshelft van 2007/2008 doorzetten en op een verdienstelijke zevende plaats eindigen.
Om uiteindelijk de groepsfase van de UEFA Cup te bereiken werden Bnei Sakhnin en Hajduk Split vrij moeiteloos uitgeschakeld. Brann Bergen was een stuk lastiger. In Noorwegen verloor Deportivo met 2-0, en bij een 1-0-tussenstand in de thuiswedstrijd werd aanvaller Riki van het veld gestuurd. Toch wist Deportivo, met tien man, het tweede doelpunt te maken, de verlenging te overleven en uiteindelijk via strafschoppen te winnen. Op dat moment bevond het team zich in de competitie in een lastige situatie. Op de openingsdag werd Real Madrid weer eens verslagen, ditmaal met 2-1. Maar in de vier wedstrijden erna werden slechts twee punten behaald en scoorde Deportivo niet in drie van die wedstrijden. Van de vier groepswedstrijden in de UEFA Cup werd de eerste wedstrijd met 3-0 bij CSKA Moskou verloren, maar daarna bleef het team ongeslagen tegen Feyenoord (3-0), Lech Poznan (1-1) en met een 1-0-overwinning op Nancy.
In de competitie begon het elftal pas in november 2008 op stoom te komen, waarin het vier van de vijf competitiewedstrijd won, en van de vier wedstrijden die volgden werden er nog eens drie gewonnen, waardoor Deportivo naar boven begon te kijken in plaats van naar de degradatiezone. Met name tegen de kleinere clubs was Deportivo succesvol en zou het zo komen tot 16 overwinningen in de competitie. Maar van de teams die zich voor Europees voetbal zouden kwalificeren werd alleen van Villarreal gewonnen. Nederlagen zoals 4-1 bij Atlético de Madrid en 5-0 bij FC Barcelona toonden aan dat Deportivo zich allang niet meer kon meten met de beste clubs van Spanje. In februari 2009 kwam het UEFA Cup-avontuur tot een bruut einde met een 3-0-nederlaag bij Aalborg en een 1-3-thuisnederlaag in Riazor. En hoewel Elche in de Copa del Rey was verslagen, bleek Sevilla wederom een maatje te groot met een 2-1-overwinning in Sevilla en een duidelijk 0-3-overwinning in Riazor. Vanaf medio-maart tot midden april bleef het team ook in de competitie zonder overwinning, maar herpakte zich in de wedstrijden erna door er vier van de vijf te winnen. Toch bleek rechtstreekse kwalificatie voor de UEFA Cup niet te lukken vanwege het resterende programma. Het ging al mis in de thuiswedstrijd tegen het laag geklasseerde Getafe (1-1), en het avontuur was definitief voorbij door de 1-0-nederlaag in Sevilla (dat zich voor Champions League-voetbal zou kwalificeren). Het 1-1-gelijkspel in Riazor tegen FC Barcelona deed er vervolgens voor beide teams niet meer toe, hoewel Deportivo op een verdienstelijke zevende plaats eindigde.
2009-2010: stilstand is achteruitgang
De tiende plek in de competitie in het derde seizoen onder Lotina (2009/2010) zou naar verwachting zijn, en het team kon zich met name niet verder omhoog werken door de vele blessures en de beperkte versterking van de selectie. Een belangrijke aderlating was de terugkeer van Lafita naar Zaragoza vanwege een clausule in zijn contract. Hiervoor in de plaats kwam onder meer de Braziliaan Juca. De belangrijkste blessure was voor de nieuwe leider van het team, de Braziliaan Filipe Luis die in de zomer van 2010 voor €20 miljoen aan Atlético de Madrid werd verkocht. Die transfer was hard nodig voor de inkomsten van Deportivo, wat in december 2009 een schuld van €122 miljoen had. Op het moment van Filipes blessure in januari 2010 stond de club op een gedeelde vierde plaats, hoewel het op de rand van uitschakeling van de Copa del Rey stond. Het seizoen was moeizaam begonnen met een 3-2-nederlaag bij Real Madrid, een 1-0-overwinning op Mallorca en een 2-3-thuisnederlaag tegen Espanyol. Na de 0-3-uitoverwinning bij Xerez begon het te lopen, en het team won viermaal op rij (zonder tegendoelpunten). De 4-0-nederlaag bij Valladolid was een teleurstelling, maar Deportivo bleef daarna viermaal zonder nederlaag en versloeg onder meer Atlético de Madrid met 1-0. De serie werd onderbroken door een 1-3-nederlaag tegen FC Barcelona, waarbij Messi pas tien minuten voor tijd het verschil maakte. Uit de zes competitiewedstrijden erna behaalde Deportivo twee overwinningen, drie gelijke spelen en één nederlaag. In de herfst was Murcia uitgeschakeld in de beker, en in januari was het de beurt aan Valencia. Maar voor het derde seizoen op rij werd Deportivo zelf uitgeschakeld door Sevilla, mede omdat de Galiciërs wederom thuis verloren (0-3). De 0-1-overwinning in Sevilla met een veredeld B-elftal deed er vervolgens niet meer toe.
Voor het eerst in bijna 19 jaar won Real Madrid vervolgens in La Coruña met 1-3. In februari 2010 waren de resultaten nog behoorlijk met twee thuisoverwinningen, twee uitnederlagen en een gelijkspel bij Málaga. Maar daarna was het over. Het ontbreken van doelpunten betekende dat de ploeg elf speeldagen zonder overwinning zou blijven en daarmee vrij snel naar de middenmoot afzakte. Deze serie was een negatief record in de clubgeschiedenis van Deportivo. Met vijf doelpunten in die periode was het elftal slechts in staat om drie gelijke spelen te behalen, en het verloor dus achtmaal. Pas in de laatste thuiswedstrijd van het seizoen was er een 1-0-overwinning op Mallorca, en het seizoen eindigde met een 2-0-nederlaag bij Bilbao.
2010-2011: de onverwachte degradatie
Over het eerste decennium van de 21ste eeuw was Deportivo de vierde club van Spanje gebleken, na de traditionele topclubs FC Barcelona en Real Madrid, en na Valencia, maar voor clubs als Sevilla, Villarreal, Atlético de Madrid en Bilbao. Het elftal nam vijfmaal deel aan de Champions League en behaalde daarin een positieve balans met 23 overwinningen, 15 gelijke spelen en 20 nederlagen. Dat het tweede decennium een stuk lastiger zou zijn, zou echter al meteen blijken in het vierde en laatste seizoen van Lotina.
De slechte vorm van het team aan het einde van het seizoen 2009/10 werd doorgetrokken in het seizoen 2010/11 doordat er maar liefst achtmaal op rij niet werd gewonnen, wat opnieuw een negatief record betekende voor Deportivo in haar geschiedenis. Opgeteld bij de laatste dertien wedstrijden van het vorige seizoen, werd er eenmaal gewonnen in 21 wedstrijden. Opnieuw viel het gebrek aan doelpunten op omdat er slechts drie keer werd gescoord bij de start van het seizoen 2010/2011. Dit was niet geheel verrassend omdat het team wederom verzwakt uit het transferseizoen leek te komen. Een dragende speler als Sergio verliet de club na tien jaar. Dat het team absoluut niet opgewassen was tegen de grootste clubs bleek uit de 6-1-nederlaag bij Real Madrid. Dat was de grootste nederlaag ooit in het Bernabéu stadion (tot dan toe) en het slechtste resultaat van Deportivo in de Primera División sinds 1964. Het zorgde ervoor dat Deportivo op de laatste plaats van de ranglijst belandde. Na deze periode herstelde het team zich knap tot en met begin januari 2011 tegen teams van vergelijkbaar niveau. In negen wedstrijden werd vijfmaal gewonnen, tweemaal gelijkgespeeld en tweemaal verloren, waardoor het elftal meer lucht kreeg ten opzichte van de onderste plaatsen. Na de zeventiende speeldag had Deportivo 21 punten en stond het acht punten boven een degradatieplek. Daarnaast was het seizoen in de Copa del Rey tot dan toe geslaagd door de eliminaties van Osasuna en Córdoba.
Dat het seizoen gecompliceerd zou blijven bleek in het restant van januari 2011. Er waren nederlagen tegen FC Barcelona (0-4), Valencia (2-0) en Zaragoza (1-0), en Almería schakelde Deportivo uit in de Copa del Rey door onder meer een 2-3-overwinning in Riazor. Hierdoor resteerde er dit seizoen maar een doelstelling: handhaving. Dat doel leek relatief simpel binnen bereik toen Deportivo op 17 april 2011 thuis van Racing de Santander won met 2-0. Dat was de laatste wedstrijd in een serie van twaalf wedstrijden waarin vijfmaal (thuis) werd gewonnen, er viermaal gelijk werd gespeeld (waaronder een knappe 0-0 tegen Real Madrid) en slechts werd verloren van Getafe, Espanyol en Levante. Dit leidde tot een dertiende plaats met 38 punten. Op dat moment was de afstand tot de degradatiezone vijf punten, stonden zeven elftallen onder Deportivo en was de degradatiezone al sinds de negende speeldag door het elftal verlaten.
Wat tegen Deportivo zou werken was dat zowel Hércules Alicante als Almería ongekend weinig punten behaalden dat seizoen en zouden degraderen, wat ertoe leidde dat de derde degradatieplek zwaarbevochten zou worden. Dat er een week na de zege op Racing de Santander een 1-0-nederlaag bij Hercules (onder leiding van coach Djukic) was, deed het team op dat moment weinig kwaad. Ook na die speeldag bleven er nog zeven teams onder Deportivo. Dat veranderde na de 0-1-thuisnederlaag tegen subtopper Atlético de Madrid (door een late goal van Agüero, waardoor de degradatiezone op nog maar 1 punt was en er geen teams meer tussen zaten. Waar na het seizoen nog vaak naar werd teruggekeken was de uitwedstrijd tegen Sporting de Gijón (2-2). Bij een 1-2-stand kreeg Sporting een zeer discutabele penalty, waardoor het uiteindelijk 2-2 werd en Sporting zich vrijwel veilig speelde, terwijl Deportivo in de degradatiezone belandde. Een week later was het daar echter alweer uit na de 2-1-zege op Bilbao. Het gat met de degradatiezone was drie punten toen de twee laatste speeldagen begonnen, terwijl Almería al was gedegradeerd en Hércules op zes punten van veiligheid stond. Het vertrouwen werd alleen maar vergroot toen Deportivo een 0-0-gelijkspel behaalde bij kampioen FC Barcelona, hoewel het thuisteam met vele reserves speelde.
De laatste speeldag van het seizoen 2010/11 begon met nog één te vergeven degradatieplak nadat Almería en Hércules al waren gedegradeerd. Zaragoza bezette op dat moment de derde degradatieplek met 42 punten, terwijl Getafe en Deportivo zich daar met 43 punten net boven bevonden. Op 44 punten stonden maar liefst drie clubs: Osasuna, Real Sociedad en Mallorca. Levante stond net veilig met 45 punten. Het voordeel voor Deportivo zou zijn dat het de competitie thuis tegen Valencia zou eindigen, dat met een derde plaats al gekwalificeerd was voor Champions League-voetbal en niet meer tweede of vierde zou kunnen worden. Een nederlaag van Zaragoza bij Levante had in alle scenario's degradatie betekend voor Zaragoza. Maar Zaragoza stond bij de rust met 0-1 voor en zou uiteindelijk met 1-2 winnen. Ondertussen speelden Real Sociedad en Getafe tegen elkaar, wat eindigde in 1-1, waarbij dus ook hier de degradatiekandidaten ten minste een punt pakten. Osasuna had een thuiswedstrijd tegen het sterke Villarreal en won dat met 1-0, waardoor het zich op eigen kracht veilig speelde. Het enige resultaat dat in het voordeel van Deportivo werkte, was de 3-4-zege van Atlético bij Mallorca, dat al vrij snel duidelijk was na een 0-3-tussenstand.
Deze tussenstand van Mallorca betekende dat Deportivo bij een gelijkspel tegen Valencia veilig zou zijn op basis van onderlinge resultaten tegen Mallorca. Tegen Valencia ging het echter al meteen mis toen Aduriz na vier minuten scoorde. Deportivo liep zich vervolgens stuk op de muur die Valencia optrok en miste een aantal goede kansen. Tien minuten voor tijd bleek een doelpunt van Soldado de nekslag: 0-2. Wat Deportivo op dat moment nog had kunnen redden was een overwinning van Levante thuis tegen Zaragoza, maar verder dan 1-2 kwam de thuisclub niet. Deportivo eindigde daardoor het seizoen op een achttiende plek met 43 punten en was daarmee de 'beste' degradant sinds 1998 toen de Primera División uit 20 clubs ging bestaan.
Deze degradatie werd overigens een paar jaar later weer actueel toen meerdere spelers en officials van Levante en Real Zaragoza werden aangeklaagd voor 'matchfixing'. Dit leidde er al toe dat Gabi, die beide doelpunten maakte voor Zaragoza in de met 1-2 gewonnen wedstrijd, heeft toegegeven dat de wedstrijd gekocht was.[3] Omdat 36 betrokken voetballers voor hetzelfde vergrijp moesten worden veroordeeld en hier niet overal voldoende bewijs voor was werden alle spelers vrijgesproken. Twee bestuursleden van Zaragoza werden veroordeeld voor het vervalsen van documentatie.[4]