Dolkstootlegende
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Dolkstootlegende is een complottheorie die tussen de beide wereldoorlogen vooral onder de nationalisten en conservatieven in Duitsland leefde, en die inhield dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog niet op het slagveld verloren had, maar dat dit verlies te wijten was aan verschillende groepen aan het thuisfront, waaronder met name Joden, linkse revolutionairen en linkse republikeinen. Deze groepen hadden volgens de complottheorie Duitsland ondermijnd door middel van de Novemberrevolutie en daaropvolgend een (linkse) burgerlijke regering aan de macht gebracht die het bevel aan de legerleiding gaf om de strijd te staken. Een ander onderdeel was de stelling dat Duitse Joden in groten getale geprobeerd zouden hebben de militaire dienstplicht te ontlopen. De naam verwijst naar de sage van Siegfried, de Germaanse held die in de rug gestoken werd.
De Dolkstootlegende werd tijdens het bestaan van de Weimarrepubliek veelvuldig door extreemrechtse politici, partijen en groeperingen aangehaald. Na verloop van tijd werden hierbij vooral Joden als verantwoordelijken voor het Duitse verlies van de oorlog aangewezen. De complottheorie heeft daardoor een grote rol gespeeld in het aanwakkeren van het antisemitisme. De consensus onder historici is dat de Dolkstootlegende niet op waarheid is gebaseerd; op grond van de staat van het Duitse leger tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog kan alleen worden geconcludeerd dan een militair verlies onvermijdelijk was. Daarnaast waren Duitse Joden, in tegenstelling tot wat de theorie beweert, juist oververtegenwoordigd in het legerpersoneel en onder de soldaten aan het front.[1]