Eenrichtingsverkeer
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Eenrichtingsverkeer houdt in dat verkeer zich maar in een van beide richtingen beweegt, of kan en/of mag bewegen.
Het kan gaan om fysieke beweging van personen en voertuigen, maar bijvoorbeeld ook om informatie, dienstverlening en geld. Afhankelijk van de context heeft het in de laatstgenoemde gevallen vaak een negatieve bijklank.
Eenrichtingsstraten zijn vaak te smal om goed en veilig verkeer in beide richtingen mogelijk te maken. Vooral in de stads- en dorpskernen komen ze voor. Deze straten zijn doorgaans aangelegd toen er nog amper gemotoriseerd verkeer was, en de straten dus niet zo breed hoefden te zijn.
Soms is alle verkeer, behalve van voetgangers, in de andere richting verboden, in andere gevallen is het fietsers en soms ook bromfietsers toegestaan tegen de richting in te rijden; dit wordt dan aangegeven met een onderbord. De verboden richting wordt in de meeste Europese landen aangegeven met een rond rood verkeersbord met een horizontale witte streep in het midden, de verplichte richting met een vierkant blauw bord met een witte pijl.
In Amsterdam bestaat eenrichtingsverkeer al sinds 1617. Binnen de wallen waren de steegjes en straten zo smal dat het drukke verkeer van de koetsen gehinderd werd, aldus Mike Dash in De ondergang van de Batavia.
- Nederlands bord C2
- Nederlands bord C3
- Nederlands bord C4