Gebruiker:Benedict Wydooghe/Wikipediaklas/Horticultuur
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De eerste pure vreugde van de tuin... de hele dag bezig geweest met onkruid wieden om de bloembedden af te maken in een vreemd soort vervoering die me deed opmerken dat dit geluk is. Troepjes gladiolen; de boerenjasmijn in bloei. We waren tot negen uur 's avonds buiten, hoewel het een koude avond was. Allebei stijf en vol krassen vandaag, met chocolabruine aarde onder onze nagels.
.
Try again, fail again, fail better.
— Samuel Beckett, Worstward Ho[2]
.
Deze tijd vraagt om optimisme. Pessimisme bewaren we voor slechtere tijden.
.
In de voortaligheid van de geurende tuin en binnen de beschutting van een mentale, regresserende reis naar het onbereikbare oord, ontwaren we een onuitspreekbaar efemeer geheim. Geur is het laatste, natuurlijke, vluchtige fragment. Geur laat ons met een zinnelijke wreedheid achter in het landschap van een herinnering, een intuïtie. Zij heeft ons als een nauwelijks opgemerkte bries - een ademstoot, een verzuchting - een begrijpen gegund die even snel aan ons ontsnapte, als wij haar konden opvangen. Geur schijnt ons te willen zeggen dat het diepste begrijpen daar ligt, in die tuin, waar het ons tegelijk ontglipt.
— Barbara Baert[4]
.
Misschien kunnen tuinen, beter dan de rede uitdrukking verlenen aan het ideaal dat de mens, gevangen in het keurslijf van zijn materiële leefomstandigheden, bezielt. Een tuin is een stuk natuur dat door de mens zo wordt bewerkt, dat het aan zijn droom van een beter leven gaat beantwoorden. Om deze droom in werkelijkheid om te zetten, probeert hij de planten aan zich te onderwerpen, zowel degene waarmee hij zich voedt, als degenen die geen andere verdienste hebben dan hun schoonheid.
— G. Marçais, 1957[5]
.
Er bestaat een onnavolgbare overeenstemming tussen de vrouw (...) en de bloem (...). Als beeld van de vruchtbaarheid en het geslacht, suggereert de bloem zeer zeker het raadsel der natuurlijke cycli, de verrukking van het leven, het mysterie van het zaad, maar ook het schone verwelken en verder de onzichtbare samenwerking tussen wortel, sap, stengel en blad. Ten slotte schenkt de bloem, in haar onbeweeglijke rust, maar kweekster-aanbidster slechts een betoverend, maar vluchtig parfum. De vrouwelijke melancholie herkent zich in de fragiele, trotse en onsterfelijke wereld alsof het eigen beeld erin weerspiegeld werd, met daarbij de belofte van hernieuwde bloei in het komende seizoen, van een verrijzenis.
.
.
.
.