Loading AI tools
Belgisch kunstschilder (1876–1950) Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Georges-Émile Lebacq (Jemappes, 26 september 1876 - Brugge, 4 augustus 1950) was een Belgisch impressionistisch en postimpressionistisch kunstschilder.
Georges-Émile Lebacq | ||||
---|---|---|---|---|
Georges-Émile Lebacq, zelfportret, 1914 | ||||
Persoonsgegevens | ||||
Geboren | 26 september 1876 | |||
Overleden | 4 augustus 1950 | |||
Geboorteland | België | |||
Beroep(en) | kunstschilder | |||
Oriënterende gegevens | ||||
Stijl(en) | impressionisme, postimpressionisme | |||
RKD-profiel | ||||
|
Lebacq begon in 1896, op 19-jarige leeftijd, met het schilderen van voornamelijk portretten (de zeldzame doeken uit die periode bevinden zich allen in het Musée des Beaux-Arts (BAM) van Bergen (België)). Hij publiceerde op hetzelfde ogenblik in het jonge tijdschrift Le Coq Rouge, een symbolistisch tijdschrift, gesticht door Hubert Krains, schrijver en Waals militant en Emile Verhaeren, dichter en schrijver. Hij ontmoette er James Ensor die enkele artikels en enkele toonaangevende editorialen in de geest van het tijdschrift schreef, Maurice Maeterlinck, Louis Delattre en Hubert Stiernet.
In 1899 was Lebacq betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Le Thyrse in Brussel (genoemd naar een beroemd dionysiastisch voorwerp dat Baudelaire beschreef in Le Spleen de Parijs). Hij maakte samen met André Baillon, Émile Lejeune, Pol Stievenart, Léopold Rosy, Fernand Urbain en Charles Viane deel uit van het redactiecomité en schreef artikels over schilderkunst en gedichten. Lebacq ontmoette er opnieuw de dichter Emile Verhaeren, de schrijver Camille Lemonnier (die peter was van Le Thyrse), Hubert Krains, Jules Destrée, schrijver en politicus, en nog anderen. Hij publiceerde gedurende deze periode twee dichtbundels, Nuits Subversives, een ontoegankelijke serie van gedichten in prozavorm (1897) en Irrésolvables, een bundel van gedichten in "nieuwe" stijl (1899).
Na een tijd geaarzeld te hebben tussen een schrijvers- en dichtersloopbaan en die van schilder, verliet Lebacq Le Thyrse in 1907 om zich volledig te wijden aan de schilderkunst.
Hij reisde samen met zijn vrouw en zijn kinderen naar Algerije, naar Italië en meer bepaald naar Venetië, en naar het Midden-Oosten waar hij de uit Cannes afkomstige schilder Louis Pastour (1876-1948) ontmoette en er vriendschap mee sloot. Lebacq verbleef in de Villa des Orchidées, niet ver van het met een olijfgaard begroeide Domain des Collettes dat Pierre-Auguste Renoir op 28 juni 1907 had gekocht om het te redden van de afbraak. Hij schilderde voornamelijk in Frankrijk; zelfs na een aantal korte verblijven in België en meer bepaald in Vlaanderen om er te schilderen keerde Lebacq telkens terug naar Frankrijk. Hij keerde een laatste maal terug na de Tweede Wereldoorlog, ging naar Brugge en stierf er. Hij werd begraven op het kerkhof van Wenduine aan de Belgische kust.
In tegenstelling tot zijn eerste werken (vooral portretten), die doordrongen zijn van het classicisme van de schilders van het einde van de 19de eeuw, zijn de werken uit de periode 1907-1920 duidelijk impressionistisch van aard. Dit is het geval met werken zoals Femme assise dans une allée, 1918, (BAM van Bergen), Lumière d'été à Cagnes sur mer, circa 1918 (privécollectie) of Le Repos en Terrasse (privécollectie).
Het is niet zeker dat Lebacq een autodidactisch schilder was. Als tekenaar van portretten, pastels en aquarellen was hij in elk geval een leerling aan de Académie Julian in Parijs in 1920. Hij kreeg er les van de schilders Adolphe Déchenaud et Henri Royer[1].
Tijdens de Grote Oorlog werd de schilder in 1915 oorlogsvrijwilliger op bijna 40-jarige leeftijd. Hij ging naar Calais en in 1917 werd hij toegevoegd aan de Generale Staf in De Panne (Groot Algemeen Kwartier) als legerschilder in de befaamde Artistieke Sectie van het Belgische leger te velde. Er waren 26 frontschilders in deze sectie waaronder Fernand Allard l'Olivier, Alfred Bastien, Léon Huygens, Armand Massonet en Pierre Paulus.
Tijdens de oorlog nam hij deel aan de tentoonstelling over de schilders van het Belgische front (Zwitserland, 1917).
Lebacq kwam beproefd uit de oorlog. Bij zijn terugkeer in Brugge was zijn atelier geplunderd en verwoest. Het werk van dertien jaar was vernietigd, al zijn doeken, zijn tekeningen en zijn etsen waren door de Duitsers meegenomen in 1915. Een map met 93 schetsen en een olieverfschilderij op postkaart werden teruggevonden tijdens een openbare verkoop in Hamburg in oktober 2006.[2]
Hij begon nochtans opnieuw te schilderen met een volledig nieuwe palet en had de ambitie om een schilder van kerkgebouwen te worden.
Zo wordt Lebacq gedefinieerd door een kunstcriticus[3].
Lebacq maakte aquarellen, rode krijttekeningen, pastels, houtskooltekeningen (het is de houtskooltekening die me leerde schilderen zei hij steeds), hij schilderde onder andere Abandon, waarvoor hij de prijs van de jury kreeg op het Salon des Artistes Français van 1927, Rue du Corbeau, Vieilles maisons à Furnes of nog La Femme au miroir. Hij stelde zijn werken dikwijls tentoon voor de laatste oorlog op het Salon des Artistes Français of in het Grand Palais in Parijs.
Georges-Émile Lebacq was de vriend van Hubert Krains en van Hubert Stiernet waarvoor hij enkele verhalen illustreerde[4].
In Frankrijk bezocht Lebacq geregeld Denys Puech, een beeldhouwer en directeur van de Villa Medecis van 1921 tot 1933 en verkozen tot lid van de Académie des Beaux-Arts in 1905 en de operazanger Charles Panzéra (1896-1976) waarbij zijn dochter Henriette zanglessen volgde. Aan hem droeg hij het glasraam Portret van Panzéra op.
Een retrospectieve tentoonstelling had plaats in het Musée des Beaux-Arts de Mons (BAM) (België) in 1957. Verscheidene werken hangen tegenwoordig in het BAM van Bergen.
Deze lijst is niet volledig. Sommige doeken of tekeningen zijn verdwenen. De anderen bevinden zich in het Musée des Beaux-Arts de Mons (BAM) (België), in het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in Brussel, in het Musée de la Vénerie in Senlis (Oise), in het Musée Renoir en in het Musée du Château Grimaldi in Cagnes-sur-Mer. De meerderheid van de werken maakt echter deel uit van privécollecties.
De werken van de schilder waren zelden te vinden op de kunstmarkt. Emma Lebacq, echtgenote van de schilder, die een gefortuneerd persoon was, aanvaardde dat Lebacq zijn lichaam en ziel wijdde aan zijn schilderkunst maar niet dat hij dit commercieel zou uitbuiten.
Over Veurne in 1933 schreef hij : De winter heeft bij ons een zeer typerend karakter en in Vlaanderen lijkt de hemel groter in de polders waar de gekleurde huizen zo weinig boven de grond uitsteken en de horizon enkel onderbroken wordt door grote wilgenkoppen.
Vanaf 1907 verbleef Lebacq in Antibes en in Cagnes-sur-Mer in de Villa des Orchidées vlak bij het domein van Pierre-Auguste Renoir. Hij realiseerde er verscheidene houtskooltekeningen, aquarellen en doeken met olijfbomen en olijfgaarden.
Terug in België maakt Lebacq verscheidene donkere schilderijen en vooral houtskooltekeningen van de oorlog in de streek van Ieper.
Lebacq vestigt zich in Vaux-le-Pénil vlak bij Melun (Seine-et-Marne)
Lebacq verbleef in Chamant (Oise) vlak bij Senlis.
Verder verbleef Lebacq in Saint-Jacut-de-la-Mer vlak bij Saint-Malo
In Gourdon (Lot) et Carennac (Lot)
Omdat hij vele doeken schilderde in de streek van de Lot en de Dordogne werd Georges Émile Lebacq al snel de schilder van de Quercy genoemd.
Ichtus in het oud-grieks, de geheime code van de vervolgde christenen in de oudheid is een acroniem van:
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.