Grenskerk
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een grenskerk was in de 17e en 18e eeuw een katholieke noodkerk net buiten de grenzen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Toen tijdens en na de Tachtigjarige Oorlog de katholieke eredienst er een tijd lang officieel verboden was en daarna - onder strikte voorwaarden - weer getolereerd werd, vervulde de grenskerk voor katholieken in de grensstreken van de Republiek een tijd lang dezelfde functie als de schuilkerk in de rest van de Verenigde Provinciën. Grenskerken stonden net over de grens met de Spaanse Nederlanden ten zuiden en in katholieke gebieden van het Heilige Roomse Rijk, oostelijk van de Republiek.
- grensgemeenten in het Brabantse deel van de Zuidelijke Nederlanden,
- plaatsen in het prinsbisdom Luik met haar enclave Luyksgestel in Staats-Brabant,
- de stad Weert en Noord-Limburgse plaatsen, die destijds deel uitmaakten van Opper-Gelre,
- gemeenten in het hertogdom Gulik en de Spaanse delen van de Landen van Overmaas,
- in het hertogdom Kleef, met inbegrip van het Land van Ravenstein en de enclave Huissen,
- en ten slotte grensplaatsen in het Duitse Münsterland.
Na de inval der Fransen in het Rampjaar 1672 en hun bezetting tot 1673 werd het beleid ten aanzien van de katholieken versoepeld, zodat zij voortaan hun eredienst in schuurkerken konden houden. Pas vanaf 1798 kwam er geleidelijk een einde aan deze achterstelling.