
Haar (plant)
plant / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een haar of trichoom van een plant is een uitgroeisel van de epidermis. Er zijn gewone haren (dekharen) en klierharen. Haren die mensen voor onder andere het maken van kleding gebruiken zijn die van de katoenplant. Deze haren zijn eencellig en hebben een verdikte wand. Ook de haren op de zaden van de kapokboom, de kapok, worden gebruikt voor het vullen van kussens en het maken van vesten.







Bij de eendagsbloem (Tradescantia virginiana) hebben de helmdraden zeer lange, meercellige haren, waar de plasmastroming duidelijk waarneembaar is met behulp van een lichtmicroscoop. Ook kan zonder extra andere hulpmiddelen de mitose bij deze haarcellen gevolgd worden.
Een haar kan bestaan uit een enkele cel of uit meerdere cellagen. De volgende haarvormen worden onderscheiden:
- Borstelharen: één- of meercellige haren
- Tandharen: eencellige haren in de vorm van een omgekeerde tand en met een scherpe punt
- Zweepharen: lange, draadvormige eindcel op dikkere steel
- Kompasnaaldharen: in de vorm van een kompasnaald
- Sterharen: verschillende spits eindigende cellen met een gemeenschappelijke basis
- Tweelingharen: twee, gedeeltelijk met elkaar vergroeide haren die dicht bij elkaar staan
- Knieharen: geknikte haren
- Kandelaarharen: haren met een meercellige steel met aan elk celuiteinde een vertakking van meestal eencellige eindtakken
- Schubharen: haren met een meestal veelcellige plaat.
Zowel gewone haren als klierharen kunnen een van deze vormen hebben. Een haar kan alleen staan of in een bosje.
- Sterhaar bij zandraket
- Bladhaar van zandraket
- Stengelhaar op dovenetel
- Sterharen op bleek schildzaad
- Sterhaar van bleek schildzaad
- Bladhaar op gewone agrimonie
- Kompasnaaldharen op Erysimum diffusum
- Wollige beharing bij wollige distel