Hormoon
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Hormonen zijn signaalstoffen die in meercellige organismen diverse lichamelijke processen reguleren. In gewervelde dieren worden hormonen meestal door klieren afgescheiden en via de bloedsomloop naar de cellen van een doelwitorgaan gevoerd. Ze kunnen een stimulerend of een remmend effect hebben op deze doelcellen. Kenmerkend voor hormonen is dat de plaats van uitwerking relatief ver weg ligt van de plaats van afgifte. De wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van hormonen heet endocrinologie, een tak van de fysiologie.
Er zijn zeer uiteenlopende verbindingen die als hormoon kunnen worden geclassificeerd. Bekende groepen hormonen zijn onder meer steroïden (zoals oestrogeen), aminozuurderivaten (zoals adrenaline of auxine), eicosanoïden, peptiden (zoals insuline) en gassen als ethyleen. Deze verbindingen zijn bij dieren verantwoordelijk voor de interne regulatie van processen als stofwisseling, spijsvertering, zintuiglijke waarneming, slaap, beweging en gedrag. In planten zijn hormonen voornamelijk van belang bij de groei en ontwikkeling. Het woord hormoon komt van het Griekse woord hormáo dat 'in beweging zetten' betekent.
Op moleculair niveau zijn hormonen signaalmoleculen die op doelcellen inwerken door te binden aan een specifieke hormoonreceptor. Binnen de cel wordt vervolgens een signaalmechanisme in gang gezet, dat uiteindelijk een biologische respons tot gevolg heeft – zoals stijging van de bloedsuikerspiegel. Feedbackmechanismen zorgen voor evenwicht. Stoornissen van het endocriene systeem kunnen ten grondslag liggen aan uiteenlopende aandoeningen, zoals diabetes of hyperthyreoïdie.