cover image

Marke (bestuur)

bestuur / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De marke, ook markegenootschap of boermarke genaamd, is een organisatievorm uit de middeleeuwen van een aantal "vrije boeren" die zich aaneensloten om op de voet van gezamenlijkheid de gronden te benutten waarover ze van de grondeigenaar gebruiksrechten en onderhoudsplichten hadden gekregen, het markerecht of de markekeur.[1] De gronden werden gemene gronden genoemd. De deelnemers in een marke heetten markegenoten. In beginsel had iedere deelnemer een gelijke stem bij beslissingen. Na verloop van tijd werden er ook een markerichter als hoofd en beslisser aangesteld.

Ottenhof.JPG
Boerderij Ottenhof in Deldeneresch, aan Ottenhof was het erfmarkenrichterschap van de Grote Boerenmarke van Delden verbonden
Netherlands%2C_Anloo%2C_map_of_1866.jpg
Op deze kaart uit 1866 van de voormalige gemeente Anloo in Drenthe staan nog een aantal marken aangegeven: de Marke van Schipborg, de Marke van Annen, de Marke van Anloo, de Marke van Gasteren en de Marke van Anderen.

Marken vinden we vooral in Oost-Nederland. Voorbeelden zijn Lenthe bij Dalfsen en Rekene aan rivier de Berkel (1316).

De Brabantse equivalent van de marke was de gemeynt, in Vlaanderen wordt het ook vroen(te) genoemd, met in Noord-Holland, Friesland en Groningen kent men ook de termen meente, meenschaar, boermande of boermanje en wijmers.[1] Daarmee werden niet alle woeste gronden van een buurschap, maar alleen de van collectief beheerde heide, weide- en hooilanden bedoeld. In Friesland waren deze gemeenschappelijke gronden vooral te vinden op de waddeneilanden, rond het Bergumermeer en in de Stellingwerven. Voorbeelden uit Groningen zijn het 't Aagt bij Eenrum, Twiezel en Twarmt bij Appingedam en de garsten in Oost-Groningen.

Naar tijd, plaats en grootgrondbezitter bestonden er verschillen in markerechten en -plichten; in de verhoudingen tussen grondeigenaar en markegenoten en in de verhoudingen tussen de markegenoten onderling.