Missie van de jezuïeten in Japan
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De missie van de jezuïeten in Japan maakt deel uit van de geschiedenis van de eerste betrekkingen tussen Europa en Japan. De missie begon in het kielzog van de aankomst van de eerste Portugese schepen in Japan in 1543. In 1549 arriveerde Franciscus Xaverius met een aantal metgezellen in Kagoshima op het eiland Kyushu. Deze periode in Japan was het laatste deel van de Sengoku-periode, die voor een deel een overlap in jaren heeft met de Azuchi-Momoyamaperiode. Het was een periode waarin de laatste burgeroorlogen plaatsvonden op weg naar een beëindiging van de bestuurlijke fragmentatie van het land en naar een vorm van hereniging die in 1603 zou leiden tot het Tokugawa-shogunaat. Het land werd bestuurd door feodale heersers, de daimyo's.
Xaverius en zijn opvolgers wisten in enkele decennia een groot aantal bekeringen te maken. Rond 1580 zou er sprake zijn van ruim 230.000 Japanse christenen. Eind zestiende eeuw, begin zeventiende eeuw werd de missie in Japan gezien als de belangrijkste en meest prestigieuze onderneming van de orde. In 1614 werd echter de uitoefening van het christendom in Japan verboden en kregen de missionarissen opdracht het land te verlaten. Een aanzienlijk aantal koos ervoor te blijven en nieuwe missionarissen slaagden er ook in het land weer binnen te komen. Vanaf 1623 was het Japanse overheidsbeleid gericht op de vernietiging van het christendom in het land. De missie hield nog enkele decennia enigszins stand, maar was na 1640 feitelijk beëindigd.
Tot 1593 waren de jezuïeten de enige missieorganisatie in Japan. Daarna waren ook franciscanen en enige dominicanen aanwezig. De jezuïeten bleven echter een grote meerderheid onder de in het land aanwezige missionarissen. Het beeld van de zogenaamde christelijke eeuw in Japan wordt dan ook sterk bepaald door die van de jezuïeten.