Nacht van Kersten
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
In de Nederlandse politieke geschiedenis staat de Nacht van Kersten geboekstaafd als de oorzaak van de val van het eerste kabinet-Colijn.
In november 1925 viel het eerste kabinet-Colijn nadat de vier rooms-katholieke ministers hun ontslag hadden aangeboden. Reden was de aanvaarding van het amendement-Kersten waardoor op de begroting voor Buitenlandse Zaken het geld voor het gezantschap bij de paus werd geschrapt. Het amendement kreeg steun van regeringsfractie CHU. Het was op woensdagmiddag 11 november 1925 dat dit amendement werd aangenomen, nadat het rond half één in de daaraan voorafgaande nacht door Gerrit Hendrik Kersten namens de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) ingediend en naar hem genoemd werd.
Het kabinet-Cort van der Linden had het gezantschap in 1915, nadat het in 1871 was opgeheven, als tijdelijke diplomatieke post ingesteld. Vanwege internationale contacten en onderhandelingen over beëindiging van de Eerste Wereldoorlog werd dat nuttig geacht, ofschoon de paus geen wereldlijke macht meer had (het tegenwoordige Vaticaanstad zou pas in 1929 worden ingesteld bij het Verdrag van Lateranen). Het tijdelijke gezantschap werd, tot onvrede van veel protestanten, in 1920 echter omgezet in een permanente post.
De orthodox-protestantse partijen HGSP en SGP, sinds 1922 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd, liepen hier tegen te hoop. Ook in de CHU bestonden veel bezwaren. In 1925 kreeg een SGP-amendement steun van de CHU en HGSP, maar ook van de oppositiepartijen SDAP, Vrijheidsbond en VDB, die het conflict als een mooie gelegenheid zagen om het christelijke kabinet beentje te lichten.
Pas tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het gezantschap hersteld.