Noord-Brabant
provincie van Nederland / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Noord-Brabant (Brabants: Broabant)[2] (uitspraakⓘ) is een provincie in het zuiden van Nederland en neemt tussen Zeeland in het westen en Limburg in het oosten de centrale positie in. De hoofdstad is 's-Hertogenbosch. De provincie telt circa 2,5 miljoen inwoners en komt daarmee op de derde plaats in Nederland. In oppervlakte is zij na Gelderland de grootste.
Noord-Brabant kent een relatief sterke verstedelijking, waarbij men spreekt van de 'Brabantse Stedenrij'. Eindhoven is met ruim 243.000 ingezetenen de grootste stad en is tevens de grootste Nederlandse gemeente buiten de Randstad.
Provincie van Nederland | |||
---|---|---|---|
Geografie | |||
Hoofdstad | 's-Hertogenbosch | ||
Oppervlakte - Land - Water |
5.082,06 km² 4.905,46 km² 176,6 km² | ||
Coördinaten | 51° 38′ NB, 5° 6′ OL | ||
Bevolking | |||
Inwoners (eind 2022) | 2.626.368 | ||
Bevolkingsdichtheid | 535 inw./km² | ||
Aantal gemeenten | 56 | ||
Politiek | |||
Commissaris van de Koning (lijst) |
Ina Adema (VVD) | ||
Overige informatie | |||
Volkslied | geen | ||
Religie (2015[1]) | 48,0% Rooms-katholiek 38,8% geen gezindte 5,6% Protestant 4,4% Moslim 3,3% overige gezindten | ||
ISO 3166 | NL-NB | ||
Website | www.brabant.nl | ||
Detailkaart | |||
|
Geworteld in het hertogdom Brabant bezit de provincie in de 21e eeuw nog een herkenbaar eigen karakter. Dat blijkt onder meer uit de Brabantse dialecten en tradities als het carnaval en de schuttersgilden. Het katholicisme dat eeuwenlang een maatschappelijk dominante factor was, heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van de eigen identiteit van Noord-Brabant. Als gevolg van ontkerkelijking vanaf het laatste kwart van de 20e eeuw, heeft het katholicisme er sterk aan invloed ingeboet.
De provincie is de derde economie van Nederland, na Noord-Holland en Zuid-Holland. De land- en tuinbouwsector is er traditioneel sterk evenals de bosbouw. In de veehouderij is Noord-Brabant de grootste waar het varkens en pluimvee betreft. Van economisch belang zijn verder onder meer de maak- en kennisindustrie in de Metropoolregio Eindhoven, de procesindustrie bij Moerdijk, en het grote aantal distributiecentra.
Er zijn veel instellingen voor hoger onderwijs, waaronder een drietal academische.
De naam Brabant is afgeleid van de Karolingische benaming pagus Bracbatensis (‘Brabantgouw’). De herkomst van Bra(c)- is onduidelijk; dit woorddeel houdt mogelijk verband met bracha, een oud woord voor ‘nieuw land’, of met braec, ‘drassig land’. In het tweede deel is bant (‘gebied’) te herkennen.[3]
Wording van de provincie
Historisch maakte het gebied dat nu de provincie Noord-Brabant vormt, deel uit van het hertogdom Brabant. Het hertogdom ontstond in de middeleeuwen en strekte zich uit van 's-Hertogenbosch tot Nijvel. Het was een welvarend en toonaangevend gewest. Aan die situatie kwam een eind door het uitbreken van de Nederlandse opstand. Het noordelijk deel van Brabant werd veroverd door de Staatse troepen. Bij de Vrede van Münster in 1648 kwam het veroverde gebied onder de naam Staats-Brabant bij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, terwijl het zuidelijke gedeelte Spaans bleef. Ten tijde van de Republiek was Staats-Brabant een zogeheten generaliteitsland, waarmee het lange tijd geen eigen stem had in het landsbestuur. Deze situatie duurde tot 1796, toen het gewest met autonome status toetrad tot de Bataafse Republiek.
Na de Franse tijd, bij de stichting van Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815, werden op het grondgebied van het voormalige hertogdom Brabant drie provincies gevormd: Noord-Brabant, Antwerpen en Zuid-Brabant. Nadat België zich in 1830 afscheidde van het koninkrijk, bleef Noord-Brabant bij Nederland, terwijl beide andere provincies Belgisch grondgebied werden.
Negentiende eeuw
Noord-Brabant maakte in de 19e eeuw een geleidelijke groei van de welvaart mee. De landbouw was sterk bepalend voor de economie, tot de industrialisatie op gang kwam. Dat proces begon in de al aanwezige nijverheidssectoren als leerlooierijen en de schoenmakerijen. De leder en schoenenindustrie centraliseerde zich in de streek De Langstraat door de natuurlijke voorzieningen. Ook de sigarenindustrie (met name in de Kempen) en de klompenindustrie (in de Meierij) kwamen tot bloei. Op de kleigebieden in west Noord-Brabant ontstond een suikerbietenteelt met daaraan gerelateerde suikerfabrieken.[4] Met de komst van Philips naar Eindhoven in 1891 ontstond in Noord-Brabant ook een maakindustrie. Aan het einde van de 19e eeuw waren met name Eindhoven, Helmond en Tilburg opkomende industriesteden.[5]
In 1853 werd de bisschoppelijke hiërarchie hersteld, waarmee in Noord-Brabant twee bisdommen werden ingevoerd. De Rooms-Katholieke Kerk manifesteerde zich sterk in de provincie. Katholieke kloosterorden beheersten grote delen van de ziekenzorg en het onderwijs en de kerk wist zich in vrijwel alle maatschappelijke organisaties de functie 'geestelijk adviseur' te verwerven. Op deze wijze verzekerde de Katholieke Kerk zich van een overheersende rol in zowel het publieke als het persoonlijke leven van veel katholieken.[6]
Twintigste eeuw
In de periode eind 19e/begin 20e eeuw kreeg de Noord-Brabantse landbouw een impuls door de oprichting van landbouwcoöperaties, met name de NCB. Ook de voedingsmiddelenindustrie werd steeds belangrijker, met Veghel als centrum.[7]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd veel schade toegebracht aan de industrie en de infrastructuur. Na de bevrijding van de provincie in 1944 werd de schade met succes hersteld tijdens de Wederopbouw. Tot de jaren 1960 nam de welvaart weer toe, maar daarna daalde de werkgelegenheid in de traditionele industrie sterk en veel bedrijven in de textiel- en lederindustrie beëindigden hun activiteiten. Enkele decennia later kwamen ook moderne industrieën als Philips en DAF in de problemen.[8][9]
In diezelfde tijd begon Katholieke Kerk haar dominante positie in Noord-Brabant te verliezen. Er ontstond een massale geloofsafval die ertoe leidde dat veel kerken in de provincie werden gesloten en dat organisaties als ziekenhuizen, scholen en sport-, muziek- en toneelverenigingen zich onttrokken aan kerkelijke bemoeienis.[6]
In de laatste decennia van de 20e eeuw groeide de intensieve veehouderij in Noord-Brabant sterk, met een grote veedichtheid van vooral varkens en pluimvee.[10][11]
Eenentwintigste eeuw
In reactie op de massaontslagen bij DAF, Philips en hun toeleveranciers stimuleerde de Metropoolregio Eindhoven intensieve samenwerking tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen. ASML groeide uit tot de belangrijkste leverancier van machines voor de halfgeleiderindustrie en er kwam een instroom van buitenlandse bedrijven op gang. Mede daardoor ontwikkelden zich nieuwe groeisectoren zoals automotive, design en zakelijke dienstverlening. Brainport Regio Eindhoven was in 2018 qua groei de tweede economische regio van Nederland, na de regio Amsterdam.[12] Vanwege de centrale ligging werd Noord-Brabant door veel bedrijven gekozen als de plek waar ze hun distributiecentrum bouwden.
Ligging
Noord-Brabant grenst in het noorden aan de provincies Zuid-Holland en Gelderland, in het westen aan Zeeland, in het oosten aan Limburg, en in het zuiden aan de Belgische provincies Antwerpen en Limburg. Behalve Gelderland en Overijssel heeft geen andere Nederlandse provincie zoveel 'buren'. Met een landoppervlak van 5.081 km² is Noord-Brabant in grootte de tweede provincie van Nederland, na Gelderland.
Natuur
Noord-Brabant is relatief vlak en bestaat voor het overgrote deel uit dekzandgebieden, doorsneden door beekdalen. Het riviergebied aan de noord- en de westgrens heeft rivierklei en in het noordwesten zijn restanten te vinden van het vroegere Hollandveen. Net als in de oostelijke provincies het geval is, ligt het grootste deel van Noord-Brabant boven zeeniveau. De grote hoeveelheden woeste gronden uit het verleden zijn grotendeels in cultuur gebracht, voornamelijk als bos en landbouwgrond. Na Gelderland (97.690 hectare) kent de provincie Noord-Brabant (74.641 hectare) de meeste bebossing van de Nederlandse provincies.[13]
Enkele stuifzand- en heidegebieden zijn bewaard gebleven, zoals in de Loonse en Drunense Duinen, de Strabrechtse Heide en de Kampina. In het oosten van de provincie bevinden zich hoogveenrestanten in de verschillende reservaten van de Peel. Verder zijn er diverse boswachterijen in Noord-Brabant.
Noord-Brabant telt vier nationale parken. Naast de nationale parken worden er in de provincie 21 gebieden beheerd als Natura 2000 biotoop.[14] Tevens heeft de provincie het enige Nederlandse UNESCO biosfeergebied, Maasheggen bij Vierlingsbeek.[15]
Met een oppervlakte van 3500 hectare is Provinciaal Landschap De Maashorst het grootste aaneengesloten natuurgebied in Noord-Brabant. Het Groene Woud is het enige Nationaal Landschap in de provincie. Er wordt naar gestreefd naar een erkenning ervan als 'Nationaal Park nieuwe stijl'.
- De Biesbosch in Noordwest-Brabant
- Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide in Zuidwest-Brabant
- De Loonse en Drunense Duinen in Midden-Brabant
- Het Groene Woud, tussen 's-Hertogenbosch, Eindhoven en Tilburg
- De Groote Peel in Zuidoost-Brabant
- Unesco Biosfeerreservaat 'Maasheggen' in Noordoost-Brabant
- De Maashorst in Noordoost-Brabant
Landstreken
Noord-Brabant kent een aantal aaneengesloten geografisch gebieden met een bepaald taalkundig, cultureel, demografisch en/of institutioneel karakter, al dan niet erkend door de officiële instanties. Sommige van deze zogenaamde streken vallen samen met bestuurlijke regio's of gemeenten. Ook hebben in het verleden sommige streken een bestuurlijke status gehad. Vaak is er overlap tussen streken en kunnen kleinere streken in grotere vervat zitten. Enkele streken liggen niet alleen in Noord-Brabant, maar strekken zich ook uit over naastgelegen provincies of België. De bekendste streken van Noord-Brabant zijn:
- Acht Zaligheden (substreek in de Kempen)
- Baronie van Breda
- Brabantse Biesbosch
- Brabantse Stedenrij
- Brabantse Wal
- Kempen (overlap met België)
- Land van Cuijk
- Land van Heusden en Altena
- Langstraat
- Maasland
- Meierij
- Peel (overlap met Limburg)
- Rivierengebied (overlap met Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland)
- Westhoek
Provincie
De provincie Noord-Brabant vormt de bestuurslaag tussen de rijksoverheid en de Noord-Brabantse gemeenten. Aan het hoofd van de provincie staan de Provinciale Staten van Noord-Brabant. De staten tellen 55 leden, die gekozen worden bij de vierjaarlijkse provinciale verkiezingen. De staten vormen het algemeen bestuur van de provincie en kiezen een dagelijks bestuur, het College van Gedeputeerde Staten (GS). Het college bestaat uit de gekozen gedeputeerden, onder voorzitterschap van de commissaris van de Koning van Noord-Brabant. De gedeputeerden treden tegelijk af met de leden van Provinciale Staten. De commissaris wordt niet gekozen door de inwoners van de provincie, maar benoemd door de Kroon. De benoeming geldt voor een periode van zes jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming.
De provincie heeft specifieke bevoegdheden en taken op een aantal onderwerpen, zoals ruimtelijke ordening, milieubescherming en cultuur. Daarnaast houdt de provincie toezicht op de gemeenten en speelt ze op veel gebieden een coördinerende rol in de samenwerking die gemeenten hebben met elkaar en andere instanties.
Samenwerkingsregio's
De provincie kent een aantal samenwerkingsregio's. Daarin werken gemeenten samen met overheidsinstellingen als provincie, waterschappen, en politie. Ook met private marktpartijen en kennisinstellingen wordt veelvuldig samengewerkt. Afhankelijk van het doel van de samenwerking kan de samenstelling van de regio's variëren. De belangrijkste vormen van samenwerking zijn: bestuurlijke regio's en veiligheidsregio's.
Noord-Brabant kent vier bestuurlijke regio's waarin de provincie samenwerkt met gemeenten: West-Brabant, Midden-Brabant, Noordoost-Brabant en Zuidoost-Brabant. Bij de samenwerking zijn de waterschappen betrokken die in de provincie werkzaam zijn: Aa en Maas, De Dommel, Brabantse Delta en Rivierenland. Aandachtsgebieden bij de samenwerking zijn Economie, Ruimte en mobiliteit, Energie, Klimaat, Transitie landbouw, en Voedsel en gezondheid. De indeling is niet geheel strak: het Zeeuwse Tholen maakt deel uit van de bestuurlijke regio West-Brabant, en Heusden is lid van twee bestuurlijke regio's, Midden-Brabant en Noordoost-Brabant.
De provincie heeft daarnaast onder de naam Brabantstad een samenwerkingsverband met de vijf grootste steden van Noord-Brabant, Eindhoven, Tilburg, Breda, 's-Hertogenbosch en Helmond. De regio waarin dit verband opereert, wordt door planologen en stedenbouwkundigen wel aangeduid als de Brabantse Stedenrij. Doel van de samenwerking is een stedelijk netwerk te vormen dat zich ontwikkelt tot een toonaangevende kennisregio. Er wordt samengewerkt op economisch, ruimtelijk, sociaal en cultureel terrein.
De regio's werken, los van de provincie, vaak ook samen met marktpartijen als bedrijven en kennisinstellingen. Zo vormen 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant het openbaar lichaam Metropoolregio Eindhoven en werken negen gemeenten van Midden-Brabant samen onder de naam Regio Hart van Brabant.
Er zijn in Noord-Brabant drie veiligheidsregio's waarin gemeenten samenwerken met verscheidene instanties, te weten Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, Veiligheidsregio Brabant-Noord en Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost. De veiligheidsregio's hebben de status van een openbaar lichaam, met taken op het terrein van brandweerzorg, rampen- en crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening, openbare orde en veiligheid. De gemeenten werken per veiligheidsregio samen met de brandweer en de GHOR. De politie is, zoals ook in andere provincies, officieel geen onderdeel van de veiligheidsregio's, maar neemt wel deel aan het veiligheidsberaad.
Gemeenten
Met gemeentelijke herindelingen in de jaren negentig is het aantal gemeenten in Noord-Brabant drastisch teruggebracht. Daarna zijn nog diverse gemeenten opgeheven (zoals Maasdonk) of ontstaan door samenvoegingen (zoals Meierijstad). Per 2022 telt de provincie 56 gemeenten, waarmee het de gemeentenrijkste provincie van Nederland is. Deze gemeenten zijn:
- Alphen-Chaam
- Altena
- Asten
- Baarle-Nassau
- Bergeijk
- Bergen op Zoom
- Bernheze
- Best
- Bladel
- Boekel
- Boxtel
- Breda
- Cranendonck
- Deurne
- Dongen
- Drimmelen
- Eersel
- Eindhoven
- Etten-Leur
- Geertruidenberg
- Geldrop-Mierlo
- Gemert-Bakel
- Gilze en Rijen
- Goirle
- Halderberge
- Heeze-Leende
- Helmond
- 's-Hertogenbosch
- Heusden
- Hilvarenbeek
- Laarbeek
- Land van Cuijk
- Loon op Zand
- Maashorst
- Meierijstad
- Moerdijk
- Nuenen, Gerwen en Nederwetten
- Oirschot
- Oisterwijk
- Oosterhout
- Oss
- Reusel-De Mierden
- Roosendaal
- Rucphen
- Sint-Michielsgestel
- Someren
- Son en Breugel
- Steenbergen
- Tilburg
- Valkenswaard
- Veldhoven
- Vught
- Waalre
- Waalwijk
- Woensdrecht
- Zundert
Achtergrond | Aantal personen | Aandeel |
---|---|---|
Nederland | 2.054.070 | 80,1% |
Rest van Europa | 251.742 | 9,8% |
Azië | 119.654 | 4,7% |
Afrika | 79.151 | 3,1% |
Amerika | 55.428 | 2,2% |
Oceanië | 2.919 | 0,1% |
Totaal | 2.562.955 | 100% |
Het aantal inwoners van Noord-Brabant is van 2000 tot 2020 gestaag gestegen, van 2.356.004 naar 2.562.955. Tegelijkertijd is het aandeel daarin van personen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren continu gedaald, van 86,1 naar 80,1 procent.[17] De personen die behoren tot de 19,1 procent met minstens een ouder die in het buitenland geboren is, worden in demografische terminologie aangeduid als inwoners met een migratieachtergrond. In meer dan de helft van de gevallen is dat een Europese achtergrond, zie tabel. De vijf landen die het vaakst als migratieachtergrond voorkomen zijn: Turkije met 53.190 personen, Indonesië met 47.511 personen, Polen met 45.520 personen, Marokko met 44.653 personen en Duitsland met 36.920 personen.[16]
Op de meeste demografische aspecten wijkt de provincie enigermate af van het landelijk beeld. Zo groeide in 2019 de Noord-Brabantse bevolking met 0,7 procent tegen een landelijke groei van 0,6 procent. Het aantal inwoners jonger dan 20, vergeleken met het aantal vanaf 20 tot en met 64, de zogenaamde groene druk, was iets lager dan landelijk: 36,3 procent in Noord-Brabant en 37,3 in Nederland. De grijze druk, het aantal mensen ouder dan 64 ten opzichte van de groep 20-64, was iets hoger: 34,0 procent in Noord-Brabant en 32,6 landelijk.[18]
Om de bevolking in Noord-Brabant zichzelf in stand te laten houden is een gemiddeld kindertal van 2,10 per inwoonster noodzakelijk. Het gemiddelde kindertal van Noord-Brabantse vrouwen, inclusief vrouwen met een migratieachtergrond, loopt reeds jaren terug en lag in 2019 op 1,55. Daarmee samenhangend daalde het geboortecijfer van circa 30.000 in 2000 tot minder dan 24.000 in 2019. In dat laatste jaar werden in de provincie 600 personen meer geboren dan er stierven. Dat de bevolking desondanks toenam met circa 18.000 personen is te danken aan de instroom van nieuwe inwoners, vanuit andere provincies en vooral vanuit het buitenland. Het beeld van 2019 past in een voortgaande ontwikkeling.[19]
Jaarlijks vestigen zich ongeveer 2000 personen meer vanuit andere provincies in Noord-Brabant, dan er personen Noord-Brabant verlaten om elders in Nederland te gaan wonen. Een van de mogelijke oorzaken van het positieve saldo is de grote krapte op de Randstedelijke woningmarkt, waardoor mensen uit andere provincies in Noord-Brabant komen wonen om van daaruit te forenzen. Het saldo is positief in alle leeftijdscategorieën met uitzondering van de categorie jongvolwassenen. Dat er meer jongeren uit Noord-Brabant vertrekken dan er zich vestigen komt doordat veel jonge Brabanders verhuizen naar de Randstad. Daarbij speelt waarschijnlijk arbeidsaanbod een rol, evenals het aanbod van onderwijsvoorzieningen.[20]
Vanuit het buitenland komen eveneens jaarlijks meer personen naar Noord-Brabant dan er Brabanders emigreren. De buitenlandse migratiesaldi zijn aanzienlijk groter dan de binnenlandse. Bovendien lopen ze vanaf 2010 op, vanaf een niveau van 4000 per jaar naar 15.000. Deze groei kan voor een belangrijk deel verklaard worden door de toename van het aantal arbeidsmigranten uit nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Maar ook de vluchtelingencrisis en de komst van kenniswerkers (expats) en buitenlandse studenten hebben bijgedragen aan de sterk opgelopen buitenlandse migratiesaldi. Hiermee is de bevolkingsgroei in Noord-Brabant uitgekomen op het hoogste niveau sinds jaren.[20]
Grootste woonplaatsen naar inwonertal
Nº | Naam | Inwoners |
---|---|---|
1 | Eindhoven | 235.923 |
2 | Tilburg | 198.985 |
3 | Breda | 184.064 |
4 | 's-Hertogenbosch | 155.899 |
5 | Helmond | 92.979 |
6 | Roosendaal | 67.200 |
7 | Oss | 58.365 |
8 | Bergen op Zoom | 53.130 |
9 | Oosterhout | 50.495 |
10 | Veldhoven | 45.650 |
11 | Etten-Leur | 43.900 |
12 | Uden | 36.625 |
13 | Waalwijk | 33.655 |
14 | Veghel | 32.295 |
15 | Valkenswaard | 31.217 |
Cijfers voor de vijf grootste steden (Eindhoven, Tilburg, Breda, 's-Hertogenbosch en Helmond) zijn die voor de desbetreffende gemeente per 1 juli 2021, idem voor Veldhoven, Etten-Leur en Valkenswaard. Voor de overige steden gelden de cijfers als woonplaats per 1 januari 2020.
Diverse aan de provincie gebonden cultuuruitingen geven aan Noord-Brabanders een gevoel van identiteit en continuïteit, en behoren daarmee tot het immaterieel cultureel erfgoed. Dat erfgoed omvat onder andere de eigen taal, de tradities en religie.
Taal
Het Brabantse dialect is, samen met het Hollands, vanaf de 16de eeuw sterk bepalend geweest voor het ontstaan van het Standaardnederlands. Na de Tachtigjarige Oorlog verloor het Brabants aan gewicht. In de 21e eeuw wordt het Brabants in zijn vele regionale varianten gesproken in grote delen van Nederland en Vlaanderen. Het Brabants dat in Noord-Brabant gangbaar is, kent twee varianten: het West-Brabants en het Oost-Brabants. De Brabantse tongval is voor de meeste Nederlandstaligen redelijk te volgen; voor het Brabants dialect echter is dit meestal niet het geval. In tegenstelling tot het Fries, het Limburgs en het Nedersaksisch is het Brabants geen erkende minderheidstaal.
Uit een onderzoek uit 2005 bleek dat van de Noord-Brabanders van twaalf jaar en ouder ruim 90 procent het Brabants begreep. Ruim 70 procent kon het ook spreken, in de plaatselijke vorm of als een taalvorm tussen het dialect en Standaardnederlands in. De meesten van hen spraken hun Standaardnederlands met een Brabants accent en waren daar doorgaans trots op. Jongere leeftijdscategorieën waren minder in staat om dialect te spreken, in totaal zo'n 60 procent. Ook bleek dat de dialectsprekers met hun kinderen vaak minder dialect spraken dan met hun partners.[21]
Niet in de gehele provincie wordt Brabants gesproken. In de Westhoek spreekt men Westhoeks, een in essentie Hollands dialect met Brabantse trekken. In het Land van Cuijk wordt een variant van het Kleverlands gesproken ("Land-van-Cuijks"), net als in aangrenzende delen van Gelderland en Limburg. In de gemeente Cranendonck spreekt men Budels, een dialect dat verwant is aan het West-Limburgs. Daarnaast zijn er verschillende gebieden buiten de provincie die, doordat ze op een grote Brabantse stad zijn gericht, dialecten kennen met zekere overeenkomsten met het Brabants, onder andere de Bommelerwaard.
Tradities
Noord-Brabant kent veel tradities, die vaak in verenigingsverband beoefend worden. Oorspronkelijk zijn de meeste van die verenigingen geïnitieerd door de Rooms-Katholieke Kerk, die ze organiseerde overeenkomstig de hiërarchische kerkstructuur: per parochie, dekenaat, bisdom en kerkprovincie. In enkele gevallen ontstonden verenigingen vanuit particulier initiatief, zoals bij Philips in Eindhoven waar veel werknemers van buiten Brabant werden aantrokken. Vrijwel elke plaats heeft een of meerdere harmonieorkesten, majorettekorpsen en toneelverenigingen. Typerend voor Noord-Brabant zijn vooral carnavalsverenigingen, schuttersgilden en heemkundekringen.[22][23]
Carnaval
Carnaval werd in Brabant reeds in de middeleeuwen gevierd. Het werd gehouden op de dag voor het begin van de vastentijd en werd aangeduid met de toepasselijke naam Vastenavond. Veel middeleeuwse documenten getuigen van betalingen voor festiviteiten en voor extra eten en drank rond die dag. Jeroen Bosch en Pieter Breughel gebruikten Vastenavond als thema voor hun schilderijen. In de 17e en 18e eeuw was de katholieke eredienst in Noord-Brabant verboden en verdween het volksfeest uit de openbaarheid.
Het bleef bijna twee eeuwen achter gesloten deuren bestaan en bloeide weer op toen in Nederland in de 19e eeuw godsdienstvrijheid werd ingevoerd. Vooral in steden als Breda, 's-Hertogenbosch en Bergen op Zoom werd carnaval gedurende meerdere dagen publiekelijk gevierd, terwijl het op het platteland vaak beperkt bleef tot een feest in de huiselijke kring op de dag voor Aswoensdag. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden in vrijwel alle steden en dorpen carnavalsverenigingen en -stichtingen, in totaal ruim 250.[24] Het feest werd steeds grootser gevierd en besloeg een steeds langere periode.
In Noord-Brabant wordt voornamelijk Bourgondisch carnaval gevierd. De plaatsen dragen een carnavalsnaam, waarvan Oeteldonk voor 's-Hertogenbosch een van de bekendste is. Veel carnavalsverenigingen kiezen elk jaar een motto, dat onder andere gebruikt wordt voor de wagens en loopgroepen in de optocht. De carnavalsperiode begint op 11 november, de elfde van de elfde. Vriendengroepen beginnen met de bouw van de wagens voor de carnavalsoptocht, de namen van de nieuwe Prins of Prinses en het prinselijk gevolg worden bekendgemaakt en carnavalsverenigingen organiseren wedstrijden in tonpraten. Het carnavalsfeest begint op de vrijdag voor Aswoensdag en duurt traditioneel tot middernacht op dinsdag. Veel carnavalsverenigingen organiseren een boerenbruiloft. De carnavalsvierders feesten in cafés en zalen en veel van hen trekken van de ene locatie naar de andere, het zogenaamde dweilen, vaak begeleid door carnavalsorkestjes. Een carnavalsmis op zondag, en de askruisjes en het haringhappen op woensdag zijn eveneens onderdeel van de festiviteiten, hoewel de connecties van het gekerstende feest met de katholieke rituelen langzaam aan het verdwijnen is.
Schuttersgilden
Ook de schuttersgilden hebben een traditie die terugvoert tot de middeleeuwen. Veel gilden die in de loop van de eeuwen waren opgehouden te bestaan zijn na de Tweede Wereldoorlog heropgericht. Noord-Brabant telt sindsdien ruim tweehonderd schuttersgilden die zeer uiteenlopend zijn samengesteld en waarvan de tradities en gebruiken per gilde enigszins kunnen verschillen. Bij diverse schuttersgilden zijn ook vrouwelijke leden actief. Ieder schuttersgilde is vernoemd naar een heilige, van wie de naamdag feestelijk gevierd wordt.
Een belangrijke activiteit die minstens één keer per jaar in vrijwel ieder schuttersgilde voorkomt, is het Koningsschieten, ook wel vogelschieten genoemd. Er wordt een schutsboom opgericht met daarop een houten vogel waar de schutters om beurten op richten. De schutter die het laatste stukje van de vogel eraf schiet, wordt 'Koning' genoemd. Hij draagt bij officiële gebeurtenissen een zilveren vogel of zilveren schild. Naast het organiseren van eigen bijeenkomsten nemen schuttersgilden vaak deel aan processies en geven ze in gildekostuums acte de présence bij feestelijke gebeurtenissen als een gouden bruiloft en het ontvangen van een Koninklijke onderscheiding, waarbij als eerbetoon een demonstratie vendelzwaaien wordt gegeven.[25]
Heemkunde
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond in Noord-Brabant een groeiende belangstelling voor het eigen erfgoed. In vrijwel elke plaats werd een Heemkundekring opgericht waarin vrijwilligers onderzoek doen op het gebied van geschiedenis, archeologie, geografie, demografie, genealogie, dialectologie, toponymie, aardrijkskunde, biologie en ecologie van hun woonplaats of omgeving. In 2020 telde Noord-Brabant 123 heemkundekringen met ruim 33.000 aangesloten leden.[26] Hierbij speelden onder anderen Willem Binck en Hein Mandos een prominente rol bij het opzetten van heemkundekringen over de gehele provincie.
Unesco-lijst van immaterieel cultureel erfgoed
Diverse Noord-Brabantse tradities zijn opgenomen in de lijst van immaterieel cultureel erfgoed van de Unesco:[27]
- Acht van Chaam
- Bloemencorso Valkenswaard
- Bloemencorso Zundert
- Boxmeerse Vaart
- Brabantse Dag in Heeze
- Brabants worstenbroodje
- Driekoningenzingen Midden-Brabant
- Heilig Bloedprocessie Boxtel
- Jas de Keistamper, stadsreus van Boxtel
- Metworstrennen in Boxmeer
- Noord-Brabantse Schuttersgilden
- Prijsdansen in Nieuw-Vossemeer
- Sint Janstrossenwijding in Leenderstrijp
- Stoelenmatten in Zundert
- Weervisserij in Bergen op Zoom
Religie
Anders dan in het protestantse noorden is na de Reformatie het katholicisme in Noord-Brabant de dominante godsdienst gebleven. Alleen de streken die vroeger tot Holland hadden behoord, zoals het Land van Heusden en Altena en de dorpen Sprang-Capelle en 's Gravenmoer, waren overwegend protestant. Aan het eind van de 19e en in de eerste helft van de 20e eeuw hadden katholieke geestelijken via kloostercongregaties en andere organisaties veel invloed op de bevolking, waardoor het sociale en persoonlijke leven voor vrijwel alle inwoners doordesemd was van het katholieke geloof.
Brabantse katholieken stemden op een katholieke politieke partij, lazen de Katholieke Illustratie, luisterden naar de Katholieke Radio Omroep, stuurden hun kinderen naar katholieke scholen, verboden hen om met niet-katholieke kinderen te spelen, boycotten winkeliers die hun zondagsplicht niet vervulden en waren lid van katholieke verenigingen waar een geestelijk adviseur de godsdienstige en zedelijke begeleiding van de leden behartigde. Er was een katholieke voetbalcompetitie waaraan alleen katholieke voetbalverenigingen meededen, en het bezoeken van wedstrijden van niet-katholieke voetbalclubs als PSV en Willem II werd door de clerus sterk afgeraden.[6]
Het beeld van het katholieke Noord-Brabant is vanaf de jaren 1960 dramatisch veranderd. Tussen 2000 en 2014 verloor de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland een kwart van zijn leden en dit verval trad ook in Noord-Brabant op.[28] Anno 2015 was het aantal katholieken gedaald tot 48 procent van de bevolking, terwijl het aantal inwoners dat aangaf niet tot een gezindte te behoren gestegen was naar 38,8 procent. Het aandeel van protestanten in de bevolking was 5,6 procent, dat van moslims 4,4 procent en 3,3 procent behoorde tot overige gezindten.[1]