Oldambtster boerderij
Boerenbedrijf in Stadskanaal / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Oldambtster boerderij is een boerderijtype dat vooral in het Oldambt, in het oosten van de Nederlandse provincie Groningen, en in de streek Oost-Friesland in de Duitse deelstaat Nedersaksen voorkomt. Bij dit type boerderij zijn het woonhuis en de schuur in elkaars verlengde gebouwd. Dit boerderijtype wordt in Nederland tot de noordelijke of Friese huisgroep gerekend, waartoe ook de stolpboerderij en de kop-hals-romp-boerderij behoren. In Noord-Duitsland noemt men dit het (Oost-Friese) gulfhaus of Ostfriesenhaus. Het type is ontstaan uit de middeleeuwse klooster- en tiendschuren in West-Europa en is nauw verwant met grote schuren in Vlaanderen, Brabant, de Nederrijn, Sleeswijk-Holstein en Jutland.[1] Ook middeleeuwse markhallen, feestzalen en hallenkerken behoren tot de verwante bouwvormen.
De naam is ontleend aan het vak tussen de twee gebinten waar vroeger de graanoogst en het hooi werden opgetast, Dit vak werd het Oldambt en Duurswold vroeger gòlf genoemd, tegenwoordig meestal goul, net als op het Hogeland. In het Westerkwartier en in Friesland spreekt men over gol of golle.[2] In sommige Engelse dialecten gebruikte men het woord goaf, in Jutland gulv.. Deze woorden duiden - net als het Oud-Noorse golv - op een oude term voor 'vloer'.[3]
Kenmerkend voor de boerderijen van de Oldambster boerderij en verwante typen zijn het houten gebint waarop het hele gebouw rust. Verder de centrale bergruimte, de paarden- en koestallen in de zijbeuken en een zijdelingse doorrit annex dorsvloer, die het mogelijk maakte oogstwagens efficiënt te lossen. Kenmerkend voor het uiterlijk zijn vooral de doorgaande daklijn en de inspringingen of krimpen, die hoge raampartijen mogelijk maken.
De boerderijen van dit type waren gewild vanwege het spaarzame houtgebruik, de omvangrijke bergruimte en de windbestendigheid. De Oldambtster of Oost-Friese boerderij het heeft zich met name in de negentiende en twintigste eeuw verbreid over grote delen van Groningen, Drenthe, het Emsland en Dithmarschen. Hij loste vaak de zogenaamde hallenhuisboerderij af, waar de oogst werd opgeslagen op een balkenzolder boven een centrale deel.
Typerend voor het Oldambt en het westelijk Oost-Friesland zijn vooral de pannendaken, die werden gedekt met pannen van plaatselijke steenfabrieken rond Winschoten en langs de Eems. Dankzij het pannendak kon men tevens het regenwater opvangen in ondergrondse putten en kelders, waardoor men niet afhankelijk was van het verzilte water in de sloten.