Loading AI tools
Amerika Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
De postklassieke periode (Post-Classic stage, ongeveer 900 tot 1519 AD) is de vijfde periode van de Amerikaanse archeologie, zoals voorgesteld door Gordon Willey en Philip Phillips in hun boek Method and Theory in American Archaeology (1958). Ze volgde op de klassieke periode.
De culturen van de postklassieke periode bezitten een gevorderde metallurgie en een sociale organisatie gekarakteriseerd door een complexe verstedelijking en militarisering. Ideologisch worden de post-klassieke culturen beschreven als met een tendens naar een secularisering van de samenleving.
Tot de postklassieke periode worden onder andere de culturen der Inca's, Azteken, Tarasken, Mixteken, Totonaken, Pipil, Itza, Kowoj, K'iche', Kaqchikel, Poqomam en Mam gerekend. Ze eindigde met de Spaanse verovering van Mexico.
Rond het jaar 1000 n.Chr. vond in het uiterste noorden de succesvolle expansie van de Thule-mensen, de meest directe voorouders van de Inuit (Eskimo's). Zij kwamen uit de regio rond de Beringstraat en introduceerden de voorwerpen waar de Eskimo's beroemd om zijn: de iglo, de hondenslee en de kajak. In tegenstelling tot hun voorgangers, door archeologen de Dorset genoemd, maakten ze geen aardewerk en was men vooral gericht op de jacht op zeezoogdieren. Het gebruik van harpoenen kende dan ook een bloei.
Zuidelijker (bijna geheel Canada) woonden twee grote groepen. In het westen de Na-Dené-volkeren en in het oosten de Algonkin-volkeren. Men maakt vooral jacht op rendieren en elanden maar aan de kust was vis belangrijker. In het zuiden, rond de Grote Meren en langs bijna de gehele grens met de VS, woonden boeren, vissers, jagers en voedselverzamelaars. Het was de noordelijkste regio waar de Mexicaanse gewassen maïs, bonen en pompoenen verbouwd werden, evenals tabak. Verder gebruikte men hier de typische sneeuwschoenen, bouwde men kano's van berkenbast en tapte men ahornsap af van de suikeresdoorn. In de westelijke Grote Merenregio werd tevens wilde rijst geoogst. De Anishinaabe-Ojibweg, een zeer talrijk volk met een sterke nomadencultuur en een grote culturele en economische uitstraling op de gehele regio rond de Grote Meren, waren de belangrijkste vertegenwoordigers van deze levenswijze. Men zou kunnen zeggen dat deze groep dezelfde factor van betekenis was in deze waterrijke regio als de Haudenosaunee (Irokezen) dat in het noordoosten waren.
De westkust was van Zuid-Alaska tot Zuid-Californië dichtbevolkt, hoewel de van oorsprong Mexicaanse landbouw hier niet voorkwam. Wel verbouwde men andere gewassen zoals tabak. Het noordwesten (Zuid-Alaska tot Noord-Caliornië) werd bewoond door volkeren die een sterke hiërarchie kenden. Vooral in Canada was dat duidelijk. Er waren verschillende soorten (onder andere religieuze) leiders, een gewone bevolking en slaven. Men woonde in grote houten huizen voor meerdere families en de totempalen (vooral in Canada en gebouwd aan de voorkant van de huizen) gaven onder andere aan welke families er in het huis woonden en wat hun status en dat van familieleden was. Verder was men sterk afhankelijk van de zee. De grootste boten werden uitgehakt uit het hardhout van één grote ceder en waren ruim twintig meter lang. Ze werden gebruikt om jacht op zee te maken, onder andere op walvissen. In Californië leefde men vooral van eikelmeel dat volop aanwezig was door de vele soorten eikenbomen in dit gebied. De politieke hiërarchie was hier een stuk minder uitgesproken dan in het noorden maar door de overvloed en het zachte klimaat kon men net zoals in het noorden op één plaats blijven wonen.
In het zuidwesten werd vanaf de 14-15e eeuw een omschakeling gemaakt in leefgewoonte. Men stopte met het bouwen van grote complexen en ging in kleinere dorpen wonen (pueblo's). Net als bij de Maya's wordt dit vaak gezien als "de val van de hoge beschaving", maar ook hier is dit moeilijk aan te tonen omdat onduidelijk is wat de reden was voor de andere levenswijze. Soms wordt er op droogtes gewezen, soms op oorlogen, soms op politieke of religieuze veranderingen. Anderen zien weer economische redenen. Feit is echter dat noch de Maya's, noch de mensen in het zuidwesten "verdwenen". De nakomelingen van de Anasazi, Mogollon en Hohokam bleven boeren en wonen vandaag de dag nog steeds in dit gebied. Het zijn onder andere de Zuñi, de Hopi en andere "pueblo"-volkeren.
De Dineh (Navajo) en de N'de (Apaches) zijn relatieve laatkomers. Beide zijn Athabaskische volkeren en dus verwant aan de Na-Dené-volkeren in West-Canada.
Ook de Mississippi- en de door hen beïnvloede volkeren in het oosten stonden niet stil. Cahokia werd rond 1200 verlaten en het lijkt alsof men wegtrok uit het gebied van de centrale Mississippi. In andere gebieden kwamen juist steden op. Een van de bekendste daarvan is Moundville in Alabama. In Louisiana werden ook nieuwe steden gesticht en wel door een van de weinige Mississippi-volkeren die we ook redelijk goed uit de etnografische literatuur kennen: de Natchez. Zij bezaten, althans in de 17de eeuw, leiders die "Grote Zon" werden genoemd. De begrafenisrituelen van zo'n Grote Zon zijn in de 17de eeuw door de fransman Du Pratz beschreven. In het noordoosten sloot een aantal volkeren vrede en vormden een federatie die tot ver in de 18de eeuw een grote invloed zou hebben, onder andere op de Europese kolonisatie. De meeste mensen kennen hen onder de naam Irokezen, maar hun eigen naam was Haudenosaunee. Federaties werden in dit gebied de gangbare politieke structuur. De vader van de bekende Pocahontas was een leider van de Powhatan-federatie.
Rond 900 werd het Peténgebied nagenoeg verlaten en trokken de Maya's naar het noorden (Yucatán), westen (onder andere de regio Puuc, waar Uxmal ligt) en zuiden (de Guatemalteekse bergen). De Mayacultuur werd hier sterk beïnvloed door Centraal-Mexico, voornamelijk door de nieuwe grootmacht hier, de Tolteken (tussen ongeveer 900 en 1200). Chichen Itza leek in sommige opzichten op de Tolteekse hoofdstad Tula (zoals dat eerder het geval was met Teotihuacán en Kaminaljuyu). Een van de bekendste verhalen uit Meso-Amerika vertelt hoe de Tolteekse heerser Ce Acatl Topiltzin Quetzalcoatl in de 10e eeuw na ruzie met Tezcatlipoca de stad Tula moest verlaten. Hij vluchtte naar het oosten en voer op een vlot van slangen weg over het water. Even later verscheen in de Mayastad Chichen Itza een figuur genaamd Kukulkan, de Yucateeks-Maya benaming van Quetzalcoatl. Wat er van dit verhaal historisch waar is, is moeilijk te zeggen. In ieder geval lijken er in de Mayastad verschillende bouwfases aanwezig, de oudere meer Maya, de jongere meer Centraal-Mexicaans/Tolteeks. Overigens is er ook andersom invloed. De Maya's hebben bijvoorbeeld de Centraal-Mexicaanse stad Xochicalco sterk beïnvloed.
Na de Tolteken (dwz. na 1200) duurde het een tijd voordat het centrale hoogland weer gedomineerd werd door een enkele culturele groep, ditmaal de Azteken (eigen naam: “Mexicah”, Mexicanen). Volgens hun eigen verhalen kwamen de Azteken uit het noorden en dat lijkt aannemelijk aangezien bijna alle andere Uto-Azteekse volkeren ten noorden van de Azteken woonden, zoals de Hopi en de Ute. De Azteken waren een van vele kleine groepen migranten en vestigden zich uiteindelijk op eilanden in het Texcocomeer. Binnen honderd jaar (1438-1519) bouwden ze het grootste rijk dat Meso-Amerika ooit gekend heeft op. Hun hoofdstad, Tenochtitlan, gelegen in het meer, is te vergelijken met Venetië, ook al was het veel groter met een geschatte bevolking van minimaal 200.000 inwoners. Over de Azteken bestaan veel mythes, vooral over leiderschap en mensenoffers. Vaak is te lezen dat zij “het bloeddorstigste volk ter wereld” geweest zouden zijn. De vraag is waarom juist de Azteken berucht werden terwijl het mensenoffer ook voorkwam bij de Maya’s en de Inca’s. Mensenoffers hadden veelal een religieus doel. Menselijk bloed werd over het algemeen gezien als het kostbaarste dat er was. Behalve mensenoffers werden er ook veel bloedoffers gebracht door bijvoorbeeld de tong (vrouw) of de penis (man) te doorboren. Er bestaan voldoende bewijzen voor het bestaan van het mensenoffer in voor-Spaanse tijden, bijvoorbeeld in de eigen boeken. De mensen die men offerde behoorden vrijwel zonder uitzondering tot de adel. De reden daarvoor was dat dit bloed nog kostbaarder was dan het bloed van “gewone mensen”. Nergens in de eigen boeken of uit de archeologische bronnen blijkt dat mensenoffers gebracht werden op de manier zoals Mel Gibson heeft laten zien in zijn film Apocalypto. Ook de Maya’s overvielen geen armzalig kleine dorpjes te om de goden tevreden te stellen met bloed van eenvoudige dorpelingen. Zelfs de oudste Spaanse bronnen die de Azteekse mensenoffers beschrijven (Bernardino de Sahagún, Hernán Cortés, Bernal Díaz) hebben het niet over miljoenen weerloze burgers die massaal geofferd werden omdat de goden nu eenmaal bloeddorstig waren.
Het Azteekse rijk was een confederatie van drie stadstaten, Tenochitlan, Texcoco en Tlacopan, waarbij Tenochtitlan het belangrijkst was. De Azteekse heerser, de hueyi tlahtoani (“Grote Spreker”) van Tenochtitlan regeerde samen met een zogenaamde cihuacoatl (“Vrouwelijke Slang/Begeleider”, overigens altijd een man) en een raad van edelen. In de praktijk kwam het erop neer dat de dat de tlahtoani over internationale politiek ging en de cihuacoatl over het binnenlandse beleid. Dit was waarschijnlijk de reden waarom de Spanjaarden (gewend aan een enkele monarch) niet goed raad wisten met de politieke werkelijkheid van de Mexicanen. Zij hadden Monteuczoma (ook: Montezuma, Moctezuma) bestempeld als de onbetwiste leider van de Azteken en vonden het verwarrend toen bleek dat hij niet zonder meer besluiten kon nemen.
Een andere zeer belangrijke groep binnen de Azteekse samenleving was die van de handelaren, de Pochtecah. Zij vormden in feite een eigen gilde en stonden onder grote bescherming. Als een groep handelaren bijvoorbeeld overvallen werd door een vijandig leger, dan was dit een directe reden om de oorlog te verklaren. Volgens verschillende bronnen waren er Mexicaanse (Azteekse) handelskolonies van de grens met de Verenigde Staten in het noorden tot Centraal-Panama in het zuiden.
De Azteken waren echter niet de enigen. In het westen (het huidige Michoacán) was een ander rijk van mensen die zeer sterk van hen afweken: de Tarasken (eigen naam: Purepecha). De taal van de Tarasken heeft geen naaste verwanten, de Taraskische godsdienst was erg “on-Meso-Amerikaans” (er was bijvoorbeeld geen regengod) en metaalbewerking was vanaf het begin zeer goed ontwikkeld (het gebruik van metalen in Meso-Amerika kwam pas vanaf ongeveer 900 na Chr.). Verscheidene wetenschappers hebben naar en Zuid-Amerikaanse (Andes) oorsprong gewezen maar zeker is dit allerminst. Feit is dat de taal meer op Andes-talen lijkt dan op Mexicaanse talen en dat aangetoond kan worden dat de metaalbewerking uit West-Mexico regelrecht uit de Andes gekomen is (over zee).
In Oaxaca kwamen tussen 900 en 1200 nieuwe regionale machthebbers op: de Mixteken (eigen naam: Ñuu Dzavui). Zij waren verwant aan de Zapoteken (eigen naam: Beni Zaa) maar namen geleidelijk een groot deel van het Zapoteekse gebied in, waaronder het oude Monte Albán. Zo wist een belangrijk Mixteeks heerser in de laat 11de eeuw een groot deel van Oaxaca onder zijn controle te krijgen. Deze geschiedenis over “Acht-Hert Jaguarklauw” (Iya Nacuaa Teyusi Ñaña) staan beschreven in tal van oude Mixteekse boeken. Het Mixteekse rijk viel echter na de dood van de stichter snel uit elkaar in verschillende stadstaatjes waarvan er uiteindelijk een aantal veroverd zou worden door de Azteken. Niettemin bleven ook nogal wat Mixteekse en Zapoteekse staten onafhankelijk.
De Maya’s woonden vanaf 1200 vooral in de hooglanden van Chiapas/Guatemala en in Yucatán. Ook in deze laatste periode was er niet zo iets als een Mayarijk, maar waren er wel belangrijke en minder belangrijke stadstaten. Uxmal en Chichen Itza waren het belangrijkst tussen klassiek (eind 900) en postklassiek en na 1200 (tot 1450) was de stad Mayapan (Yucatán) het machtigst. Bij de komst van de Spanjaarden was er in Yucatán niet echt meer één machtcentrum maar ongeveer 20 even sterke staten. In de hooglanden was er wel weer één groep die het machtigst was: de K'iche'. Overigens kende het tussenliggende gebied (Petén) dan ook weer belangrijke steden. De laatste onafhankelijke Mayastadstaat (Tayasal), die pas in 1697 door de Spanjaarden veroverd werd, bevond zich op een eiland in het grote Meer van Petén Itzá.
Het zuidelijke deel van Meso-Amerika (El Salvador, zuid/centraal Honduras, zuid Nicaragua en Noordwest-Costa Rica) werd in deze periode echt deel van het gebied. Dit door de migratie van volkeren uit Mexico zoals de aan de Azteken verwant zijnde Nicarao (migratie rond 1350).
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.