
Protectionisme
economisch beleid om de eigen markt te beschermen / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Protectionisme is een interventionistisch economisch beleid dat door een staat of een groep staten wordt gevoerd om binnenlandse producenten te beschermen tegen en te bevoordelen ten opzichte van de concurrentie van buitenlandse producenten. Het is een vorm van regulering van de buitenlandse handel van een land. Protectionisme is gekant tegen vrijhandel (waarvan het belangrijkste resultaat momenteel de globalisering van de handel is) en tegen de theorie van het comparatief voordeel.[1]


Protectionistische maatregelen bestaan in wezen uit het beperken van de buitenlandse invoer (douanebarrières, invoerquota, overheidsvoorschriften, technische of gezondheidsnormen), het aanmoedigen van uitvoer (diverse subsidies, belastingvoordelen, devaluatie van de munteenheid), het bevoordelen van binnenlandse bedrijven bij overheidsopdrachten, of het verhinderen dat buitenlandse investeerders binnenlandse bedrijven overnemen.[1]
Door de invoer te discrimineren, zouden de mensen minder geneigd zijn de ingevoerde producten te kopen omdat ze duurder worden. Het is de bedoeling dat men in plaats daarvan lokale producten koopt en zo de economie van hun land stimuleert. Protectionistische beleidsmaatregelen zouden dus een stimulans zijn om de productie uit te breiden en de invoer te vervangen door binnenlandse producten (importsubstitutie).[2] Zij worden geacht de druk van de buitenlandse concurrentie te verminderen en het handelstekort terug te dringen. Zij kunnen ook worden gebruikt om kunstmatig lage prijzen van bepaalde ingevoerde producten als gevolg van dumping, uitvoersubsidies of valutamanipulatie te corrigeren.[2]
Er bestaan verschillende standpunten over de doeltreffendheid van protectionistische maatregelen: klassieke en neoklassieke economen, die voorstander zijn van vrijhandel, beweren dat protectionisme een negatieve invloed heeft op de groei en het welvaartsniveau. Zij beweren ook dat handelstekorten geen probleem zijn omdat handel voor beide partijen voordelig is.[3] Protectionistische economen beweren dat onevenwichtigheden in de handel schadelijk zijn. John Maynard Keynes bijvoorbeeld, die zich in het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw tegen de vrijhandel keerde, merkte op dat landen met handelstekorten hun economie verzwakken. En landen met overschotten worden rijker ten koste van anderen. Keynes was van mening dat de invoer uit landen met een overschot moest worden belast om onevenwichtigheden in het handelsverkeer te voorkomen.[4][5]
Een extreme vorm van protectionisme is isolationisme. Of een land kan wegkomen met deze maatregelen hangt vaak af van de Wereldhandelsorganisatie. Hiervan zijn zo'n 150 landen lid, en zij legt de regels van handel tussen landen in verdragen en gerechtelijke uitspraken vast.
Oops something went wrong: