Robert E. Lee
Amerikaans militair (1807–1870) / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Robert Edward Lee (Stratford Hall Plantage (Virginia), 19 januari 1807 – Lexington (Virginia), 12 oktober 1870) was een beroepsmilitair en generaal in het leger van de Zuidelijke Geconfedereerde Staten van Amerika. Hij werd aanvoerder van het Army of Northern Virginia tussen 1862 en 1865 en opperbevelhebber van de Zuidelijke legers. Tijdens dit conflict kreeg hij een reputatie van getalenteerd tacticus. Hij was geliefd door zijn officieren en soldaten en gerespecteerd door zijn Noordelijke tegenstanders.
Lee was de zoon van Henry "Light Horse Harry" Lee III, een officier die diende tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Lee behoorde bij de eersten toen hij afstudeerde aan de United States Military Academy en diende 32 jaar lang als militair ingenieur bij het United States Army. Tijdens zijn militaire loopbaan werkte hij in alle uithoeken van de Verenigde Staten van Amerika, vocht hij mee in de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog en werd directeur van de United States Military Academy in West Point. Hij huwde met Mary Anna Custis Lee die een achterkleindochter was van Martha Washington, de vrouw van George Washington. Toen na de Virginia Secession Convention of 1861 Virginia zich afscheurde van de Verenigde Staten, koos Lee voor zijn thuisstaat. Ondanks het feit dat hij voor een unie was en dat hij een belangrijke functie kreeg aangeboden in het Noordelijke leger. Tijdens het eerste jaar van de Amerikaanse Burgeroorlog vocht hij mee in kleinere veldslagen en was hij de militair adviseur van de Zuidelijke president Jefferson Davis.
In juni 1862 nam Lee het bevel op zich van het Army of Northern Virginia toen Joseph Johnston gewond raakte tijdens de Schiereilandveldtocht. Tijdens de Zevendagenslag verdreef hij het Army of the Potomac, onder leiding van George B. McClellan, en redde hij de Zuidelijke hoofdstad Richmond uit vijandelijke handen. Daarna versloeg Lee het Noordelijke leger onder leiding van John Pope tijdens de Tweede Slag bij Bull Run in augustus van hetzelfde jaar. In september eindigde de Marylandveldtocht na de onbesliste Slag bij Antietam waarbij Lee zich terugtrok naar Virginia. Lee won twee grote overwinningen bij Fredericksburg (1862) en Chancellorsville (1863). In de zomer van 1863 viel hij voor de tweede keer het Noorden binnen maar zou tijdens de Slag bij Gettysburg een zware nederlaag incasseren. Hij voerde zijn leger aan tijdens de kleinere Bristoeveldtocht vóór Ulysses S. Grant het opperbevel van de Noordelijke legers kreeg in de lente van 1864. Grant nam het op tegen Lee in de bloedige Slag in de Wildernis en de Slag bij Spotsylvania Court House. Na de belegering van Petersburg en de Noordelijke verovering van Richmond in april 1865 werd het grootste deel van Lee’s leger vernietigd. Uiteindelijk gaf Lee zich over aan Grant bij Appomattox CourtHouse.
Na de oorlog werd Lee president van de Washington College (Later de Washington and Lee University) in Lexington Virginia. In die rol was hij een grote voorstander van de verzoening tussen het Zuiden en het Noorden en aanvaardde hij het dertiende amendement waarin de slavernij werd afgeschaft. Hij bleef echter een tegenstander van rassengelijkheid. Na zijn dood in 1870 werd Lee een boegbeeld en icoon van het Zuiden. Hij wordt beschouwd als één van de grootste generaals uit de Amerikaanse Burgeroorlog. Als bevelhebber van het Army of Northern Virginia won hij de meeste van de veldslagen tegen een numeriek sterkere vijand. Lee kon ook rekenen op zijn competente onderbevelhebbers zoals James Longstreet, Stonewall Jackson en J.E.B. Stuart.[2][3] Ondanks zijn tactische overwinningen waren zijn twee strategische invasies van het Noorden een mislukking.[4]