Soezdalse Kroniek
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Soezdalse Kroniek (Oudkerkslavisch: Суздальскаѧ Лѣтопись Soezdal'skaę Lětopys'; modern Russisch: Суздальская летопись Soezdal'skaia letopis'[1]), ook bekend als de Kroniek van Vladimir-Soezdal,[2] Soezdal–Vladimirse Kroniek[3] of Laurentius–Radziwiłł–Academische Kroniek (LRAC),[1] is een Oudoostslavische kroniek. Het is een van vele voortzettingen van de Primaire Kroniek (PVL).
In de strikste zin van de term wordt met Soezdalse Kroniek alleen het stuk tussen 1177 en 1203 bedoeld, waarvan de bronteksten sterk overeenkomen in vier overgeleverde handschriften: de Laurentiuscodex, de Academische Kroniek, de Radziwiłłkroniek en de Kroniekschrijver van Pereyaslavl-Soezdal (LPS).[4] In de ruimste zin bevat de Soezdalse Kroniek gebeurtenissen vanaf het jaar 1111 tot het jaar 1305, zoals overgeleverd in de Laurentiuscodex (de oudste kopie, daterend uit 1377, in kolommen 289–437).[5] De kroniek gaat over de late periode van het Kievse Rijk; de Laurentius-voortzetting tot aan het jaar 1305 bevat ook gebeurtenissen van de daaropvolgende Roes' vorstendommen onder de vroege suzereiniteit van de Gouden Horde. Zij heeft een pro-Joerjevitsji dynastiek standpunt en een focus op de noordoostelijke vorstendommen van Vladimir-Soezdal, waar de kroniek werd samengesteld.