Stamtoon
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een stamtoon is in de muziektheorie een van de tonen die aangeduid worden met de namen A, B, C, D, E, F en G. Deze tonen vormen, samen met de ervan afgeleide tonen, het basismateriaal van de Westerse muziek. De benaming 'stamtoon' houdt slechts in dat de benamingen van de overige tonen hiervan afstammen: het vergemakkelijkt het spreken over tonen, zonder dat men hoeft te weten wat de precieze toonhoogte is. De precieze toonhoogte van een toon hangt enerzijds af van de hoogte van de stemtoon en anderzijds van de gekozen stemming.
Gezamenlijk vormen de stamtonen in de volgorde
- C – D – E – F – G – A – B – C
een diatonische toonladder, met tussen de tonen E en F, en tussen de tonen B en C een halve toonafstand en tussen de overige opeenvolgende tonen een hele toonafstand. De stamtonen worden ook met kleine letters geschreven. Als een stamtoon in een specifiek octaaf bedoeld is, zijn er conventies voor de notatie daarvan: als hoofd- of als kleine letter, voorzien van accenten of indices.
In sommige landen, waaronder België, Frankrijk, Portugal en ook landen in Afrika en Azie, worden de stamtonen aangeduid met de namen uit de solmisatie:
- do (of ut) – re – mi – fa – sol (of so) – la – si (of ti)
De stamtonen worden op de notenbalk weergegeven zonder voorteken. Met de vioolsleutel wordt dat in de volgorde c-d-e-f-g-a-b: