Voorzetsel
een woord of zinnetje dat werkt als een duiding van de grammaticale rol van het volgende werkwoord, werkwoordszin of andere woordsoorten om een verband aan te geven / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een voorzetsel (of prepositie) is een onverbuigbare woordsoort die altijd deel uitmaakt van een zinsdeel (vaak is dit een bijwoordelijke bepaling) en de aard van de relatie tussen verschillende elementen in de zin aangeeft:
- Het kantoor is open vanaf tien uur.
- De fiets staat naast de brommer.
- Schilder je met een roller of een kwast?
Nog voorbeelden van voorzetsels zijn: aan, achter, bij, naast, op, met, vanaf en voor.
Een voorzetsel staat gewoonlijk voor het element waar het bij hoort, maar kan er onder andere in het Nederlands soms ook achter staan (men spreekt dan wel van een achterzetsel). Bijvoorbeeld:
- Ze reden het tuinpad op.