Wayne Arthurs

Australisch tennisser / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Wayne Arthurs (Adelaide, 18 maart 1971) is een voormalig Australisch professioneel tennisser. Hij zette een punt achter zijn carrière na Wimbledon 2007.

Quick facts: Wayne Arthurs, Persoonlijke informatie, Natio...
Wayne Arthurs
Wayne Arthurs
Persoonlijke informatie
Nationaliteit Vlag van Australië Australische
Geboorteplaats Vlag van Australië Adelaide, Australië
Geboortedatum 18 maart 1971
Woonplaats Vlag van Australië Melbourne, Australië
Lengte 1,90 m
Gewicht 80 kg
Profdebuut 1990
Met pensioen 2007
Slaghand links (enkelhandige backhand)
Totaal prijzengeld 3.687.809 US dollar
Profiel (en) ATP-site
Enkelspel
Winst-verliesbalans 133–159
Titels 1
Hoogste positie 44e (9 juli 2001)
Grandslamresultaten
Vlag van Australië Australian Open 3e ronde (2001, 2007)
Vlag van Frankrijk Roland Garros 4e ronde (2001)
Vlag van het Verenigd Koninkrijk Wimbledon 4e ronde (1999, 2002)
Vlag van de Verenigde Staten US Open 4e ronde (2000)
Dubbelspel
Winst-verliesbalans 313–253
Titels 12
Hoogste positie 11e (3 november 2003)
Portaal  Portaalicoon   Tennis
Close

Zijn service was zijn sterkste wapen, volgens Andre Agassi was het zelfs de beste van de wereld.[1] Hij speelde dan ook vaak serve and volley en haalde zijn beste resultaten op snelle ondergronden. Arthurs was het beste in de dubbel, in zijn carrière wist hij 12 dubbeltitels op zijn naam te zetten. In het enkelspel kon hij slechts één toernooi winnen. In 2005 kon hij de Kroaat Mario Ančić verslaan en won zo het toernooi van Scottsdale. Hij was toen al 33 en daarmee de oudste man die zijn eerste titel won in het enkelspel volgens de ATP Rankings.[2] Op 9 juli 2001 behaalde hij zijn hoogste ranking: plaats 44.

Zijn laatste toernooi speelde hij op Wimbledon 2007. Hij geraakte door de kwalificaties en won in de eerste ronde in 5 sets van Thiemo de Bakker. In de tweede ronde kon hij stunten door de als elfde geplaatste Tommy Robredo te verslaan. In de derde ronde moest hij echter zijn meerdere erkennen in Jonas Björkman.