Weerschip
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een weerschip was een schip dat op een bepaalde positie lag op de oceaan voor dienstverlening aan overvliegend luchtverkeer en waar meteorologische en oceanografische metingen werden uitgevoerd. Met andere woorden: de schepen waren vooruitgeschoven posten ten behoeve van de meteorologen in Europa. Vanaf het begin werd deze dienst onder meer gefinancierd door Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en elke luchtvaartmaatschappij die over de Atlantische Oceaan vloog. De navigatie van vliegtuigen was toen nog niet zo nauwkeurig als tegenwoordig met GPS. De vliegers maakten contact met de weerschepen om hun geschatte positie te laten controleren door de radaroperator aan boord van het schip. De radiodienst van de weerschepen was onderdeel van de luchtverkeersleiding in hun thuisland. Voor Nederland waren de marconisten personeel van de Rijksluchtvaartdienst, afdeling Luchtverkeersbeveiliging.
Het KNMI leverde zeven waarnemers van de radiosondedienst uit De Bilt, die aan boord hetzelfde werk deden als in De Bilt, zoals viermaal per dag de weerballon oplaten en elk uur een weerrapport samenstellen. Al deze informatie werd door de marconisten (radiotelegrafisten) in morse naar Meteo Bracknell in Engeland geseind.
Sinds 1975 werd de rol van weerschepen steeds meer teruggedrongen door weersatellieten en weerboeien. In 1975 werd de dienst overgenomen door de Wereld Meteorologische Organisatie. Het aantal oceaanstations werd wegens geldgebrek en andere investeringen beperkt, tot er uiteindelijk in 1996 nog maar één station over was: Polarfront (ook bekend als weerstation Mike) tussen Noorwegen en IJsland. Eigenlijk zijn de weerschepen nog altijd een gemis voor de meteorologen, omdat de weerballon, die tegenwoordig twee keer per dag metingen in de atmosfeer tot 25 km hoogte doet, nog steeds niet door een satelliet kan worden vervangen.