Loading AI tools
koning van Macedoniē (356–323 v.Chr.) Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Alexander III van Macedonië (Oudgrieks: Ἀλέξανδρος Γ' ὁ Μακεδών, Aléxandros tritos ho Makedón) (Pella, 20 juli 356 v.Chr.[1] [noot 1] — Babylon, 11 juni 323 v.Chr.[2]), beter bekend als Alexander de Grote (Grieks: Μέγας Ἀλέξανδρος, Mégas Aléxandros of Ἀλέξανδρος ὁ Μέγας, Aléxandros ho Mégas) was koning van Macedonië. Hij veroverde het Perzische Rijk tot aan de Indus, waardoor hij een van de grootste rijken uit de oudheid creëerde.
Alexander de Grote Μέγας Ἀλέξανδρος | ||||
---|---|---|---|---|
356 – 323 v.Chr. | ||||
Koning van Macedonië (Argeaden) | ||||
Periode | 336 – 323 v.Chr. | |||
Voorganger | Philippus II | |||
Opvolger | Alexander IV Philippus III | |||
Hegemoon van de Korinthische Bond | ||||
Periode | 336 – 323 v.Chr. | |||
Voorganger | Philippus II | |||
Opvolger | Antigonos I Monophthalmos (na de heroprichting ervan) | |||
Farao van Egypte | ||||
Periode | 332 – 323 v.Chr. | |||
Voorganger | Darius III | |||
Opvolger | Philippus III | |||
Koning van Azië | ||||
Periode | 331 – 323 v.Chr. | |||
Voorganger | - | |||
Opvolger | Philippus I | |||
Sjahansjah van Perzië | ||||
Periode | 330 – 323 v.Chr. | |||
Voorganger | Darius III | |||
Opvolger | Philippus III | |||
Vader | Philippus II | |||
Moeder | Olympias | |||
Dynastie | Argeaden | |||
Broers/zussen | Cleopatra van Macedonië | |||
Partner | Roxane Stateira Parysatis | |||
Kinderen | Heracles Alexander IV | |||
|
Na de moord op zijn vader Philippus erfde Alexander een machtig koninkrijk en een ervaren leger. Hij hervatte het panhellenistische project van zijn vader door Macedonië en de Griekse poleis te verenigen in een coalitie vooraleer hij het Perzische Rijk binnenviel. In 334 v.Chr. vertrok hij naar Azië voor een veldtocht die tien jaar zou duren. Hij behaalde vele overwinningen tegen de Perzen, waarvan de Slag aan de Granicus, de Slag bij Issos en de Slag bij Gaugamela de belangrijkste waren.
Na de dood van de Perzische sjah Darius III en de definitieve verovering van het Perzische Rijk, begon Alexander een veldtocht in de Indusvallei, waarin hij de Slag bij de Hydaspes won. In 326 v.Chr. weigerden zijn soldaten nog verder te gaan. Alexander besloot daarom terug te keren. Hij stierf in 323 v.Chr. op 32-jarige leeftijd in Babylon, voordat hij zijn plannen om Arabië te veroveren tot uitvoering had kunnen brengen. Na zijn dood bevochten zijn generaals elkaar in de Diadochenoorlogen en viel het rijk uiteen.
Er zijn veel literaire werken over Alexander de Grote, maar er is geen enkel werk van een historicus uit zijn tijd overgebleven. Na zijn dood vormde zich een legende rond de persoonlijkheid van de jonge koning. Hij is ook nu nog terug te vinden in diverse westerse en oosterse culturen.
Er is geen enkele bron overgeleverd die stamt uit de tijd van Alexander. Van het werk van Callisthenes, een neef van Aristoteles en officiële historiograaf tot 328 v.Chr.,[noot 2] zijn slechts fragmenten bewaard gebleven. Zijn geschriften lijken in de oudheid gebruikt te zijn geweest, hoewel zijn onpartijdigheid in twijfel getrokken kan worden. De geschriften van de metgezellen van Alexander, waarvan die van Ptolemaeus, Aristobulos van Cassandreia, Nearchus, Onesicritus en Chares van Mytilene de belangrijkste waren, zijn allemaal verdwenen.
Ptolemaeus, een van de belangrijkste generaals van Alexander en stichter van de dynastie van de Ptolemaeën, heeft zijn werk gewijd aan de militaire gebeurtenissen rond de veroveringen; Aristobulos heeft de geografische en wetenschappelijke aspecten van de reis voor zijn rekening genomen; Nearchus, de verkenner van de kusten van de Indische Oceaan, heeft een dagboek bijgehouden; Onesicritus, een cynische filosoof en onderbevelhebber van Nearchus, heeft in zijn werk de zeden en geografie van de veroverde gebieden beschreven; Chares, de kamerheer van Alexander, heeft zich toegelegd op het privéleven van de koning. Ook het geschiedeniswerk van Clitarchus van Alexandrië, kort na de dood van de veroveraar geschreven, bestaat enkel nog uit fragmenten. Clitarchus heeft niet rechtstreeks meegedaan aan de reis door Perzië, maar baseerde zich op officiële archieven en rechtstreekse getuigen. De werken van deze historici over die gebeurtenissen werden gebruikt door de latere schrijvers Diodorus Siculus, Arrianus, Plutarchus en Quintus Curtius Rufus.
De koninklijke archieven van Alexander zijn eveneens verdwenen. De belangrijkste hiervan waren de Efemeriden, geschreven door Alexanders secretaris Eumenes van Cardia. Deze werden geschreven vanaf 330 v.Chr. tot aan het moment waarop Alexander Darius III van de troon stootte en zelf koning werd. Na de dood van historiograaf Callisthenes rond 328 v.Chr., liet Alexander mogelijk een ander soort biografie maken, een die meer in lijn was met de Perzische gebruiken die hij invoerde aan het koninklijke hof. De traditie van het schrijven van kronieken waarin de Efemeriden zijn geschreven, gaat terug tot de Achaemeniden uit de tijd van Xerxes I.[3] De Efemeriden lijken al snel na de dood van Alexander ontoegankelijk geworden te zijn. Ptolemaeus en Aristobulos hebben er echter wel gebruik van kunnen maken. De latere antieke schrijvers deden er enkel beroep op als het ging over de omstandigheden rond de dood van Alexander.[4][noot 3] Het is erg waarschijnlijk dat een deel van de Efemeriden verdwenen is door een brand, zoals Plutarchus bevestigt.[5]
Onder de officiële documenten bevinden zich slechts weinig inscripties die gevonden zijn in de Griekse poleis. Een voorbeeld van zo'n inscriptie is die uit de tijd van Philippus II, die handelt over de voorwaarden voor aansluiting bij de Korinthische Bond (338 v.Chr.). Verder is er nog een brief van Alexander in Chios die gezonden werd na de tegenaanval van de Perzen in 332 v.Chr., waarin de voorwaarden voor de terugkeer onder de Macedonische hegemonie opgesteld stonden. Een andere inscriptie uit de tijd van Alexander gaat over een beslissing die genomen werd over de stad Philippi in Macedonië.
Numismatieke bronnen bevatten belangrijke politieke en economische informatie. Er werd een groot aantal muntstukken geslagen tijdens de heerschappij van Alexander, ook al werden die pas later verspreid door de Diadochen, onder wie Ptolemaeus. De eerste tetradrachmen werden in opdracht van Alexander geslagen na de Slag bij Issos (333 v.Chr.). De eerste gouden staters werden geslagen na het Beleg van Tyrus (332 v.Chr.). Het blijft echter onduidelijk of de muntstukken van Alexander met olifanten erop geslagen werden in zijn eigen tijd of tijdens de Seleucidische.
Er zijn over Alexander alleen nog geschriften voorhanden van auteurs die zich baseerden op geschiedschrijvers uit de tijd van Alexander. Al deze auteurs waren inwoners van het Romeinse Rijk. Het oudste complete werk is de Bibliotheca historica, boek XVII, geschreven door Diodorus Siculus in de eerste eeuw v.Chr. Het werk Historiën van Polybios, geschreven in de tweede eeuw n.Chr., vermeldt vele feiten over de veroveringen van Alexander.[noot 4]
Het is gebruikelijk om onder de latere geschiedschrijvers twee stromingen te onderscheiden. Tot de eerste stroming, die door moderne historici het betrouwbaarst wordt bevonden, behoren Plutarchus (in zijn Parallelle Levens) en Arrianus (in zijn Anabasis Alexandri, en in mindere mate in zijn Indica). Om de geschiedenis van Alexander te vertellen deden deze auteurs een beroep op de werken van Ptolemaeus en Aristobulos. In het Leven van Alexander, geschreven in het begin van de tweede eeuw n.Chr., vermeldt Plutarchus verschillende anekdotes over het karakter van Alexander, die vergeleken wordt met Julius Caesar. Plutarchus deed dit omdat hij vond dat dit meer zei over een persoon dan zijn daden. In de Anabasis Alexandri, geschreven in het Grieks in de tweede eeuw n.Chr., vertelt Arrianus, een hoge keizerlijke officier, met soberheid en precisie over de militaire gebeurtenissen. Uit zijn werk blijkt grote bewondering voor Alexander. Volgens hem had nog nooit iemand onder de Grieken of 'barbaren' zo'n dapperheid getoond. Hij zegt gebruik te hebben gemaakt van de werken van Ptolemaeus en Aristobulos, maar hij bekritiseert deze soms ook.
Tot de tweede stroming, minder betrouwbaar geacht, behoren Diodorus Siculus, Quintus Curtius Rufus en Justinus; auteurs die een eenzijdig positief beeld van Alexander gaven. Zij baseerden hun werken voor een groot deel op de Geschiedenis van Alexander van Clitarchus, geschreven enkele jaren na de dood van de koning. Deze auteurs geven een apologetieke visie op de heerschappij van Alexander en hebben hun werk aangevuld met enkele verzinsels. Diodorus geeft in zijn Bibliotheca historica uit de eerste eeuw v.Chr. een gedetailleerde getuigenis die ervoor zorgt dat de bronnen die niet meer overgeleverd zijn in een duidelijker licht gesteld worden. Zijn zeventiende boek wordt als het minst betrouwbare beschouwd. In dit boek komt Alexander naar voren als een held die weliswaar betrokken was bij excessen, maar die waren volgens Diodorus politiek gemotiveerd of ontstonden door tussenkomst van de goden.
Quintus Curtius Rufus, die leefde in de eerste eeuw n.Chr., heeft een Geschiedenis van Alexander de Grote samengesteld in het Latijn, waarvan slechts de laatste acht van de tien originele boeken overgebleven zijn. Het werk is voor een groot deel gebaseerd op de Geschiedenis van Alexander van Clitarchus en op het werk van Callisthenes. Hij gebruikte ook de memoires van Ptolemaeus en Aristobulos, wat enkele overeenkomsten met de Anabasis van Arrianus verklaart. Hoewel hij enkele fabeltjes uit het werk van Clitarchus blootlegt, heeft Curtius het meestal gewoon gekopieerd. Zijn tekst is het enige historische werk dat gebruikt werd in Europa tijdens de middeleeuwen.
Justinus, die in het midden van de tweede eeuw zou hebben geleefd, is degene die een samenvatting heeft gemaakt van het verdwenen Historiae phillippicae van Pompeius Trogus. Pompeius Trogus gebruikte onbekende Griekse bronnen, waaronder misschien Hieronymus van Cardia uit de tijd van de Diadochen. Deze bronnen, die een anti-Romeinse interpretatie geven, hebben als doel de niet-Romeinse ('barbaarse') volkeren in een beter daglicht te stellen (Macedoniërs, Parthen, Carthagers, etc.). Zijn werk is verder doorspekt met historische fouten en chronologische onnauwkeurigheden. Justinus focust zich vooral op de morele en dramatische aspecten, die hij in een geanimeerde vertelling weergeeft.
Latere auteurs, onder wie Eratosthenes, Strabo, Athenaeus van Naucratis, Plinius de Oudere, Aelianus en Eusebius van Caesarea deden een beroep op de rapporten (stathmoi of "stadia") van de topografen die als opdracht hadden de gebieden die Alexander doorkruist had te beschrijven en de daarin afgelegde afstanden te berekenen.
De antieke auteurs hebben geen onpartijdig historisch werk afgeleverd, maar eerder een presentatie van de daden van Alexander, doorspekt met moraliserende appreciatie. Wat ze ook gemeen hebben is dat ze weinig aandacht schenken aan de tegenstanders van Alexander of aan zaken die niet direct iets met zijn veroveringen te maken hadden.
Archeologische bronnen uit de tijd van Alexander zijn erg zeldzaam. Aangezien zijn heerschappij kort duurde, is het moeilijk om een archeologische laag toe te wijzen aan die periode. Het grootste deel van de steden gesticht door Alexander is verdwenen, uitgezonderd Alexandrië in Egypte; maar de bouw van deze stad werd voltooid onder Ptolemaeus II. De hedendaagse site van Aï Khanoum komt misschien overeen met Alexandrië aan de Oxus, hoewel de ontdekte stukken uit een latere tijd dateren. De tombe van Philippus II bij de koninklijke necropolis bij Aegae herbergt een jachttafereel op een fresco; het is mogelijk dat dit fresco de jonge Alexander afbeeldt bij zijn vader.
Het grootste deel van de kunstwerken uit de tijd van Alexander, waaronder die van de beeldhouwers Lysippus en Leochares en van de schilder Apelles, is verdwenen; in de tijd van de Romeinen is er wel een groot aantal kopieën gemaakt. Enkele originele kunstwerken uit de Hellenistische tijd zijn wel overgebleven. De mozaïeken van de jacht op een leeuw en op een hert die waarschijnlijk Alexander afbeelden, dateren uit het laatste kwart van de vierde eeuw v.Chr. Ze waren bedoeld om het interieur van huizen in Pella op te fleuren. De Alexandersarcofaag, gevonden in Sidon, dateert uit het einde van de vierde eeuw v.Chr.; de reliëfs die de sarcofaag bedekken tonen Alexander die jaagt of in een veldslag is verwikkeld. Het beroemde Alexandermozaïek van Pompeï dateert uit de tweede eeuw v.Chr., maar is mogelijk een kopie van ofwel een schilderij gemaakt door Apelles of een verloren fresco uit de late vierde eeuw v.Chr.[6] Hij toont, volgens de traditionele theorieën althans, Alexander die vecht tegen Darius III tijdens de Slag bij Issus. Volgens een andere theorie beeldt het mozaïek de Slag bij Gaugamela af.[6] Het is ook mogelijk dat het een archetypische voorstelling is van de overwinningen van Alexander.
Recente ontdekkingen en publicaties die tot nieuwe interpretaties hebben geleid, zorgen voor meer informatie over de veroveringen van Alexander. Een van de redenen daarvoor is dat vondsten in de gebieden van het Perzische Rijk meer aandacht krijgen. De oase van Al-Bahariya in Egypte langs de route die genomen werd door Alexander in 332 v.Chr. tussen Memphis en de oase van Siwa, herbergt de overblijfselen van een heiligdom van Alexander dat opgegraven werd in 1938, met een voetstuk waarop een inscriptie in hiërogliefen is gegraveerd. Dit bewijst dat Alexander alle voorrechten van een Farao had ontvangen, waaronder die van vereerd te worden als god. Een tweede inscriptie, in het Grieks, draagt de dedicatie: "koning Alexander naar zijn vader Amon".
In 1962 werden nabij Jericho enkele papyrussen, geschreven in het Aramees, ontdekt.[7] Ze gaan over de vlucht van de Samaritanen na de aankomst van Alexander in 331 v.Chr.[noot 5] Er zijn ook op hout en perkament geschreven Aramese documenten ontdekt in Bactrië, maar deze zijn nog niet gepubliceerd (in 2018); een van deze brieven, betreffende een voedselverdeling, getuigt van een bestuurlijke continuïteit tussen het rijk van Alexander en dat van de Achaemeniden.
In 1988 werden astronomische Babylonische tabletten uit de tijd van de Achaemeniden en de hellenistische tijd gepubliceerd. Een van die tabletten, met het opschrift "de koning is dood", heeft ertoe geleid dat de sterfdatum van Alexander nauwkeurig kon worden bepaald op de nacht van 10 op 11 juni in 323 v.Chr. Een andere, die dateert van 1 oktober 331 v.Chr., vermeldt de Slag bij Gaugamela, de vlucht van Darius III naar Medië en de intrede van Alexander in Babylon.
In 1992 werd in Afghanistan een belangrijke archeologische vondst gedaan. Deze bestond uit een gouden muntstuk dat overeenkomt met een dubbele dareik, met op de voorzijde het hoofd van Alexander, bedekt met een scalp van een olifant en met de horens van Amon. Op de achterzijde staat een olifant met onderaan de letters "BA", wat misschien Basileoos Alexandrou ("Van Koning Alexander") betekent. Dit muntstuk, geslagen na de overwinning tegen Poros in de Slag bij de Hydaspes, was wellicht de inspiratiebron voor de latere "olifantenmuntstukken". Het belang van de vondst ligt er volgens enkele onderzoekers in dat de afbeelding op de voorzijde van de munt naar alle waarschijnlijkheid het enige eigentijdse portret van Alexander is dat bewaard is gebleven.
Archeologen van het British Museum denken de resten van een versterkte stad, Qalatga Darband, ontdekt te hebben. Deze stad werd gesticht door Alexander na de Slag bij Gaugamela in 331 v.Chr. Ze beroepen zich op foto's genomen in Koerdistan en Irak door de Central Intelligence Agency (CIA) tijdens de Koude Oorlog. Naar aanleiding van de foto's, die in 1996 werden vrijgegeven, hebben de archeologen onderzoek verricht dat leidde tot de ontdekking van de resten van een muur en de fundamenten van een aantal gebouwen. Het onderzoek loopt in 2019 nog steeds door.
Tot na de middeleeuwen en de renaissance bleef de biografische stijl waarin over Alexander werd geschreven vrijwel gelijk aan de stijl die Plutarchus gebruikt had. Daarnaast ontstond in de derde eeuw het genre van de Alexanderroman met geromantiseerde, fantastische verhalen over het leven van Alexander. Het genre werd op grote schaal verspreid vanaf de twaalfde eeuw en zorgde voor de legendevorming rond Alexander. Hij werd erin afgeschilderd als een rolmodel: de deugdzame prins en de veroveraar-koning.[8]
De eerste moderne biografie van Alexander werd geschreven door Samuel Clarke in 1665 in een Engeland dat beheerst werd door de Engelse Burgeroorlog. Hij wordt erin voorgesteld als de belichaming van overdaad en despotisme.[8] In Frankrijk, in de tijd van de Verlichting, werden de antieke auteurs (Plutarchus, Arrianus, Quintus Curtius Rufus) bekritiseerd door Pierre Bayle, Voltaire, Jean-François Marmontel en Guillaume de Sainte-Croix.[8] In Over de geest van de wetten (1748) beeldt Montesquieu Alexander af als iemand die voor een handelsrevolutie gezorgd had. Hij volgt het werk van de geleerde Pierre-Daniel Huet, die Geschiedenis van de handel (1716) publiceerde, waarin Alexanders erfenis bewonderd werd.[8] Deze visie wordt ook teruggevonden in de Historische onderzoeken over India (1790) van de Schot William Robertson, die Alexander ziet als een voorbeeld, want hij zou een veroveringstocht, commerciële uitwisselingen en de verspreiding van de Europese beschaving gecombineerd hebben. In het begin van de negentiende eeuw, in een Pruisen getraumatiseerd door de nederlaag in de Slag bij Jena, veroordeelde de historicus Barthold Georg Niebuhr de erfenis van Alexander, omdat hij er volgens hem niet in geslaagd was het koninkrijk dat hij had verkregen te consolideren.[8]
Tot aan de negentiende eeuw waren er erg weinig teksten die volledig gewijd waren aan Alexander.[8] De Geschiedenis van Alexander de Grote van Johann Gustav Droysen, gepubliceerd in 1833, markeert het begin van gedegen wetenschappelijk onderzoek naar Alexander.[8] Deze historicus, leerling van Hegel, heeft de term "hellenistisch" gemunt.[9] Hij probeerde van Alexander een historische held te maken. Hij bracht de culturele aspecten in beeld van het beleid van Alexander, dat er volgens hem op gericht was "de vurige vitaliteit van Griekenland" en "de traagheid van Azië" te vermengen. Alexander voerde in zijn visie een goed economische beleid en stichtte steden, zodat "de enorme schatten van Azië die anders nutteloos zouden zijn" floreerden. Hij bevestigde dat Alexander voor een "wereldwijde religie" zorgde en dat hij de grondlegger was van een nieuw tijdperk dat zou blijven duren tot de ondergang van het Byzantijnse Rijk in 1453. In de ogen van Droysen leek Macedonië op Pruisen, waarvan de missie was de Duitse volkeren te verenigen, zoals Philippus en Alexander hadden gedaan in Griekenland.
In de Angelsaksische wereld was de eerste die deze geïdealiseerde visie deelde William W. Tarn. Hij beschrijft Alexander in de biografie die gepubliceerd werd in 1948, als een held die beschaving bracht. Volgens de Britse historicus was Alexander "de pionier van een van de grootste revoluties in de geschiedenis van de wereld" doordat hij de Macedoniërs en Perzen wilde verenigen met het massahuwelijk bij Susa, verlangend naar een broederschap tussen de twee volkeren. Historicus Peter Green stelde zich vooral als doel de psychologie van Alexander te onderzoeken; volgens hem vertrouwde hij op zijn "militair genie", aangezien hij eigenlijk geen echt plan had voorbereid voor zijn expeditie. Impliciet neemt hij in zijn boek echter de ideologie dat Alexander een "held" was over van de oude geschiedschrijvers.[10] De boeken van Robin Lane Fox, die Oliver Stone geïnspireerd hebben tot zijn film Alexander (2004), geven eveneens een verontschuldigend beeld op de heerschappij van Alexander, die zich steeds meer inliet met de vermeende decadentie van het Perzische Rijk.[11]
Deze lovende evaluaties staan in sterk contrast met een meer negatieve interpretatie, die de kritieken uit de oudheid hervat, vooral die van de stoïcijnse filosofen. Volgens hen was Alexander een roofdier met alleen militaire kwaliteiten, en faalde hij politiek door zijn impulsiviteit en irrationaliteit, waarbij hij zichzelf door de "zuiveringen" van zijn officieren vervreemdde.[12] De eerste die dit idee had was Karl Julius Beloch in zijn Griechische Geschichte, waarin Alexander afgeschilderd wordt als een tiran.[13] Alexander der Grosse: Das Problem seiner Persönlichkeit und seines Wirkens (1949) van Fritz Schachermeyr geeft ook een kritische blik op Alexander. Deze kritische analyse kan eveneens gevonden worden bij Albert B. Bosworth in Conquest and empire: The reign of Alexander the Great (1988), een boek dat veel invloed heeft. Het militair genie van Alexander, dat unaniem erkend werd, wordt gerelativeerd door moderne critici. Ernst Badian kwalificeert in Der Neue Pauly. Enzyklopädie der Antike (1996) de terugkeer vanuit India als een militaire catastrofe; Waldemar Heckel onderlijnt in The Conquests of Alexander the Great (2008) de strategische capaciteiten van Alexander maar verzet zich tegen de te geromantiseerde visie op zijn heerschappij. Deze kritieken waren voor historicus Frank Holt aanleiding om te waarschuwen voor een "nieuwe orthodoxie", die de balans van Alexander als held van het ene naar het andere uiterste zou doen overslaan.
In de meeste recente onderzoeken wordt afgezien van pogingen de persoonlijkheid van Alexander te begrijpen en van het geven van een waardeoordeel. De historici proberen eerder de draagwijdte van het koningschap te onderzoeken, de transformatie ervan en de politieke gevolgen van de veroveringen. De werken van de Griekse historicus Miltiades Hatzopoulos, waaronder Macedonian Institutions Under the Kings : A historical and epigraphic study (1996), omvatten een studie over de Macedonische staat van de Argeaden tot aan de Antigoniden. Dit heeft de visie op Alexanders geschiedenis ingrijpend veranderd. Onder de hedendaagse historici onderscheiden Edward M. Anson en Ian Worthington zich, respectievelijk met hun werken Alexander the Great: Themes and issues (2013), een studie over de vragen rond de heerschappij van Alexander en zijn Grieks-Macedonische origine, en By the spear: Philip II, Alexander the Great, and the rise and fall of the Macedonian Empire (2014), een vergelijking tussen de heerschappij van Alexander en die van Philippus II. In de werken van Pierre Briant en Paul Bernard wordt ook de overname van de Achaemenidische structuur in de besturing van het rijk in zijn geheel bekeken. De veroverde volkeren, die lang "geen geschiedenis" hadden, worden nu ook opgenomen in de studie over Alexanders rijk.
Alexander werd geboren in Pella, in Macedonië, 21 juli 356 v.Chr.[noot 6] Hij was de zoon van de Macedonische koning Philippus II, van de dynastie van de Argeaden. Zijn moeder was Olympias, Philippus' derde of vierde wettelijke echtgenote, een prinses van Epirus van de dynastie van de Aeaciden. Hij was langs moederskant dus een neef van koning Alexander I van Epirus. Zijn moeder is op 355 v.Chr. ook bevallen van een dochter, Cleopatra van Macedonië. Alexander zei zelf dat hij langs vaderskant afstamde van Temenos van Argos.[noot 7] Temenos was een afstammeling van Herakles, een zoon van Zeus. Alexander zei zelf ook dat hij langs zijn moeders kant afstamde van Neoptolemos, de zoon van Achilles.[14]
Een legende uit de oudheid zegt dat niet Philippus de vader is van Alexander. Hij zou bang zijn geweest voor Olympias, vanwege haar gewoonte om in het bijzijn van slangen te slapen. De echte vader zou Zeus zijn. Alexander gebruikte dit populaire verhaal voor politieke doeleinden, door soms naar Zeus te verwijzen in plaats van naar Philippus als hij over zijn vader sprak. Een andere legende, uit de derde eeuw v.Chr. uit Alexandrië, zegt dat Alexander de zoon was van de laatste farao van Egypte van de Dertigste Dynastie, Nectanebo II, die zijn macht verloren had aan Artaxerxes III en als vluchteling aan het hof van Philippus verbleef.
Volgens een bewering van Plutarchus werd Alexander geboren in de nacht waarop Herostratos de Tempel van Artemis in Efeze, een van de Zeven Wereldwonderen, in brand stak.[15] Alexander heeft deze toevalligheid later gebruikt om zijn politiek aura te versterken door voor te stellen het herstel van de tempel te financieren, wat echter geweigerd werd door de Efezers.[16] Plutarchus wijst er ook op dat zowel Philippus als Olympias de toekomstige geboorte van Alexander in een droom gezien hadden. Toen ze Aristander van Telmessos raadpleegden, zou deze gezegd hebben dat Olympias zwanger was van een kind dat het karakter van een leeuw zou hebben.[17]
De vraag tot welke cultuur de Macedoniërs, en Alexander in het bijzonder, behoorden, blijft onderwerp van discussie. In de ogen van veel Grieken, onder wie Aristoteles[18] en Demosthenes,[19] werden de Macedoniërs om politieke redenen als barbaren aangemerkt. Plato zag hen als "halfbarbaren" (mixobarbaroi).[20] Het overgrote deel van de moderne historici, die zich beroepen op recente archeologische ontdekkingen, betwisten het te "Athenocentrische" beeld van de Griekse beschaving, die alle volkeren ten noorden en ten westen van Delphi als "barbaren" beschouwde.
Inmiddels is bewezen dat de Macedoniërs een Grieks dialect spraken, het Oudmacedonisch, waarvan de geschreven vorm sterk lijkt op de dialecten uit Thessalië en Epirus. Ook vereerden ze, net als de Grieken, de Olympische goden. Vanaf de heerschappij van Archelaüs I van Macedonië (einde van de vijfde eeuw v.Chr.) was de officiële taal aan het Macedonische hof het Attisch, een dialect uit de omgeving van Athene. Philippus II, die als gijzelaar naar Thebe gegaan was tussen 368 en 365 v.Chr., sprak vloeiend Attisch.
Alexander lijkt dus vooral gevormd te zijn door de Griekse cultuur.Volgens Plutarchus gebruikte Alexander het Oudmacedonisch alleen als hij sterk geëmotioneerd was.[21] Hij kende de verzen van de Ilias van Homeros, die in het Ionisch geschreven waren, uit het hoofd. Van dit boek nam hij een exemplaar mee naar Azië met aantekeningen van Aristoteles, Alexanders leermeester. Hij zag Achilles als zijn held en vond dit werk "de beste bron over de kunst van het oorlogvoeren."[22] Hij haalde er de "Homerische leer van oorlog" uit: de leider moest de moed van zijn strijders vergroten, overwinningsmogelijkheden zoeken terwijl hijzelf wel de levens van zijn mannen zoveel mogelijk spaarde, en profiteren van zwakke punten van de vijand. Hij had ook de Historiën van Herodotos gelezen, net als de Anabasis en de Cyropaedia van Xenophon.
Hij maakte tijdens zijn veroveringen gebruik van deze boeken. De auteurs leerden hem dat een georganiseerd leger de overhand kan behalen tegen een "veelvoud aan barbaren" en dat de overwinning niet door aantallen, maar door de dapperheid en gehoorzaamheid aan de leider behaald werd. Hij kende ook de tragedies van Aeschylus, Sophocles en Euripides, van wie hij de werken naar zich liet toesturen terwijl hij in Azië was.[22] Alexander bezat ook enige theoretische en praktische kennis over de geneeskunde. Ten slotte was ook jagen een belangrijk element van zijn opvoeding, in overeenstemming met de ideeën van Xenophon en Isocrates.
Vanaf de leeftijd van 7 jaar kreeg Alexander een opvoeding "op de harde manier" (de paideia) van Leonidas van Epirus, een familielid van Olympias, en van Lysimachus van Acarnanië, die hem zou vergezellen naar Azië. Zijn leraren onderwezen hem ook in literatuur, muziek, politiek, en vroomheid en soberheid in het algemeen. Maar Philippus had andere ambities met zijn zoon en gaf hem ook de filosofen Menaechmus, die tevens wiskundige was, en Aristoteles als leraren. Aristoteles was Alexanders leraar van 342 tot 340 v.Chr. Hij was de zoon van de lijfarts van Amyntas III van Macedonië, de grootvader van Alexander. Philippus had de filosoof in dienst genomen in het kader van een politiek akkoord met Hermias van Aterneus, de tiran van Atarneus, bij wie Aristoteles had gewoond na zijn verbanning uit Athene.
Philippus bood Aristoteles de gelegenheid les te geven in een heiligdom dat gewijd was aan de nimfen, waarschijnlijk dicht bij Pella. Alexander werd er onderwezen, samen met zijn latere metgezellen Hephaestion, Ptolemaeus, Perdikkas, Eumenes, Seleucus, Philotas en Callisthenes. Naast hun filosofische scholing volgden zij een militaire opleiding en een intensieve sporttraining. De opvoeding van Alexander was ingericht volgens de Macedonische traditie, die wilde dat de zonen van koningen en edellieden samen grootgebracht werden om zo een trouwe groep te vormen, de hetairoi (gezellen). Ook tussen Alexander en zijn philoi (vrienden) ontstond een enorm sterke vriendschap.
Het is moeilijk om uit te zoeken welke rol Aristoteles gespeeld heeft in het leven van Alexander, ook al heeft Alexander zelf verkondigd dat hij het alleen aan zijn vader te danken had dat hij leefde, maar dat hij het alleen aan zijn leermeester te danken had dat hij goed leefde.[23] In lijn daarmee bevestigt Droysen dat Alexander als staatsman was wat Aristoteles als denker was.[24] Het lijkt evident dat Aristoteles geen genoegen nam met zijn rol als privéleraar. Hij wilde dat de Griekse steden meer als een geheel zouden samenwerken en minder elk hun eigen politieke agenda zouden nastreven. Hij indoctrineerde zijn leerling met de idee dat Griekenland verenigd kon worden onder leiding van Macedonië om het hellenisme over de wereld te laten heersen.
Een voorwaarde was dan wel dat er een echte koning aan het roer stond, een superieur individu. Het was dit soort koning dat Aristoteles zocht in Alexander en hij gaf zijn leerling een versie van de Ilias, het oorlogsverhaal bij uitstek in de Griekse wereld, met aantekeningen van zichzelf erin. Alexander nam dit boek mee naar Azië en hij trok er zijn gedragslijn uit.[25] De invloed van de filosoof komt tot uiting in Alexanders overtuiging dat hij het westen en het oosten diende te verenigen. Aristoteles toonde echter ook zijn misprijzen tegenover de Perzen sinds zijn verblijf bij Hermias, die in 341 v.Chr. geëxecuteerd werd door Artaxerxes III. Hij zou Alexander later aansporen om de Perzische 'barbaren' te behandelen als planten of dieren, maar Alexander gaf hieraan geen gehoor.
Tijdens de heerschappij van Philippus II verwierven de Macedoniërs de hegemonie over Griekenland. Philippus had de Atheners verslagen bij Thermopylae in 352 v.Chr., hij was tussenbeide gekomen in het conflict tussen de Thebanen en de Fokenzen, en hij had bovenal de overwinning behaald op een Atheens-Thebaanse coalitie in de Slag bij Chaeronea in 338 v.Chr. Alexander bewees in die laatste slag dat hij een goede legerleider was door de linkerflank te leiden en de leden van de Heilige Schare van Thebe bijna allemaal te doden. Alexander werd opgedragen om samen met Antipater de as van de gesneuvelde soldaten terug te brengen naar Athene. Na deze beslissende overwinning stichtte Philippus de Korinthische Bond waarin hij alle Griekse steden, met uitzondering van Sparta, verenigde onder zijn leiding. De Bond had een dubbele bedoeling: de hegemonie van Macedonië over Griekenland verzekeren en een oorlog tegen het Perzische Rijk beginnen.
In 340 v.Chr. riep Philippus Alexander, toen zestien jaar oud, bij zich om hem de werking van de staat uit te leggen. Het was rond die tijd dat Alexander zijn paard Bucephalus temde. Daarna vertrok Philippus naar Perinthus en Byzantion om deze steden te belegeren. Hij droeg de leiding over Macedonië tijdelijk over aan Alexander en omringde daarbij zijn zoon met ervaren adviseurs als Antipater.
In 339 v.Chr. kreeg Alexander voor de eerste keer de leiding over een militaire missie. Hij moest een veldtocht tegen de Thracische stammen leiden in de regio van de Strymon om daarmee de grenzen van Macedonië te beveiligen. Alexander behaalde de overwinning in deze veldtocht, die eigenlijk meer een soort plundertocht was. Na afloop legerde hij een garnizoen in een stad in het Rilagebergte die de naam Alexandropolis kreeg. Alexander profiteerde van deze veldtocht door contact te leggen met een Thracische stam, de Agrianiërs, die hem later elite-peltasten zouden leveren, licht bewapende infanterietroepen.
In 336 v.Chr. ontstond er onmin tussen vader en zoon. Alexander kwam op voor zijn moeder Olympias, toen Philippus wilde trouwen met Cleopatra, een nicht van zijn machtige generaal Attalus. Ze zou zijn zevende echtgenote worden en ze was al zwanger van hem. Alexander moest vluchten naar de familie van zijn moeder in Epirus. De ruzie bleef echter niet duren, en Alexander redde zelfs het leven van zijn vader in een gevecht tegen de Thracische stam der Triballi. In 339 v.Chr. stelde Pixadorus, de satraap van Carië, voor dat zijn dochter zou trouwen met Arrhidaeus, de tweede zoon van Philippus. Dit werd echter tegengewerkt door Alexander en zijn beste vrienden, Ptolemaeus, Nearchus, Harpalus, Laomedon en Erigyius. Philippus verbande deze laatsten en ze zouden niet terugkeren tot aan zijn dood.
In de loop van de zomer van 336 v.Chr. werd Philippus vermoord tijdens de huwelijksceremonie van zijn dochter Cleopatra en Alexander I, de broer van Olympias en koning van Epirus. De moordenaar was Pausanias van Orestis, een jonge edelman uit de somatophylax (de lijfwacht van de koning). Hij haatte de koning omdat die geweigerd had op te treden tegen generaal Attalus die door Pausanias verantwoordelijk werd gesteld voor verkrachting. Attalus had Pausanias dronken gevoerd en hem in laveloze toestand overgeleverd aan zijn muildierdrijvers die hem hadden misbruikt.[26]
Verschillende antieke auteurs vermoedden dat Olympias waarschijnlijk opdrachtgever was van de moord, alleen of samen met Alexander. Andere auteurs suggereerden dat Pausanias op zoek was naar eeuwige roem.[27] Weinig hedendaagse historici zijn van mening dat Alexander medeplichtig was aan de moord op zijn vader, aangezien Philippus' daden erop wezen dat Alexander de beoogde opvolger was.[28] Een andere hypothese is dat de moord aangestuurd werd door Darius III, de koning van het Perzische Rijk vanaf 336 v.Chr. Arrianus vermeldt dat Alexander na de Slag bij Issus (333 v.Chr.) Darius beschuldigde van de dood van zijn vader.[29] Alexander vroeg het orakel van Amon in Siwa onder andere of hij alle moordenaars van zijn vader goed gestraft had.[30]
Na de moord op Philippus riep de Vergadering van de Macedoniërs, tegen de zin van Antipater, Alexander uit tot de nieuwe koning van de Macedoniërs.[noot 8] Kort na zijn benoeming gaf Alexander opdracht tot liquidatie van al zijn potentiële rivalen. Tot de slachtoffers behoorden twee zoons van Philippus, Amyntas IV en Caranus, en twee prinsessen. Ook Attalus werd vermoord, toen hij een veldtocht leidde in Klein-Azië. Olympias dwong Cleopatra om zichzelf op te hangen nadat ze haar gedode dochter Europa in haar a