Top Qs
Tijdlijn
Chat
Perspectief
Antwerpse polyglotbijbel
Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Remove ads
De Antwerpse polyglotbijbel ook wel Biblia polyglotta of Biblia regia (Koningsbijbel), volledige titel Biblia sacra Hebraice, Chaldaice, Graece, & Latine, was de tweede van de in totaal vier grote polyglotbijbels die in de zestiende en zeventiende eeuw in Europa werden gedrukt. De eerste was de de Complutensische polyglotbijbel (1514 -1517). De derde en vierde waren de de Parijse polyglotbijbel (1629-1645) en de Londense polyglotbijbel (1654-1657).

Remove ads
Achtergrond
Samenvatten
Perspectief
Vanaf 1565 had Christoffel Plantijn het voornemen een nieuwe gecorrigeerde editie van de Complutensische polyglotbijbel uit te brengen. Het zou zijn naam als een van de belangrijkste drukkers in Europa bevestigen. Er was echter ook nog een andere reden. Hij werd opnieuw verdacht van geheime activiteiten, waaronder het mogelijk maken van het drukken van reformatorisch materiaal, het voor een drukker meest lucratieve deel van de boekenmarkt. [1]. Na de Beeldenstorm van 1566 en de daar op volgende strafmaatregelen van Alva was het van belang een positie te verwerven waarin hij in de gunst van koning Filips II zou staan.
Hij zocht naar een constructie waarin Filips II de opdrachtgever zou zijn voor de te drukken polyglotbijbel. Dat proces liep vooral via Gabriel de Zayas, de secretaris van de koning met wie Plantijn een uitgebreide briefwisseling onderhield. Filips II ging akkoord met zijn rol als opdrachtgever en belastte Benito Arias Montano met de supervisie over het gehele project. De overeenkomst was dat de koning een bedrag van 12.000 guldens voor het project beschikbaar stelde. Hij zou van Plantijn 129 exemplaren op papier ontvangen en 13 op vellum. Voor de exemplaren op vellum waren 21.096 vellen nodig. De kostprijs voor een volledige bijbel op vellum bedroeg 4200 gulden. Van dat bedrag kon men in die tijd in Antwerpen een fraai pand kopen. Filips gaf Plantijn hiernaast een monopolie op alle gedrukte Spaanstalige liturgische boeken, zoals missalen en brevieren. Plantijn ontving van de koning ook de titel Koninklijke Typograaf. Ook voor de Nederlanden verwierf Plantijn het alleenrecht om missalen te drukken, zoals het Missale Romanum.
Het project bracht Plantijn in ernstige financiële moeilijkheden. De subsidie van 12.000 gulden was gebaseerd op een aanname van Plantijn dat de bijbel in zes delen uitgebracht zou worden. De acht delen die het werden bevatten ook per deel meer pagina's dan in de zes door Plantijn oorspronkelijk beoogde. De bijbel bevatte in de uiteindelijke versie 7000 pagina's. Oorspronkelijk had Filips II een aantal van zes op vellum gedrukte bijbels geëist. Enige tijd later werd dat verhoogd naar dertien. Er werd wel een verhoging van de subsidie beloofd, maar die was volgens Plantijn volstrekt ontoereikend om de meerkosten te financieren. Ook de betalingen van Filips II voor het liturgisch materiaal kwamen zelden op tijd en soms ook helemaal niet.
Het maken van de bijbel nam vier jaar in beslag. Van 1568, het jaar van de aankomst van Arias Montano in Antwerpen tot 1572. Er werden 1200 papieren exemplaren gedrukt. De duurste papieren versie van de bijbel zonder boekband kostte een bedrag van 200 gulden. Dat was meer dan een jaarsalaris van een goed geschoolde ambachtsman. Andere uitvoeringen van de bijbel hadden zonder boekband een winkelprijs van 100 of 80 gulden. Het grootste deel van de bijbels had een prijs van 70 gulden. De goedkoopste versie van inbinden had een prijs van vier gulden per deel. De in 1572 uitgebroken oorlog in de Nederlanden en de economische crisis als gevolg daarvan hadden als gevolg dat de verkoop van de bijbel traag verliep. Na zes, zeven jaar was pas ongeveer de helft van het deel van de oplage bestemd voor de commerciële markt verkocht. Plantijn probeerde partijen van honderden exemplaren aan te bieden. Een koopman uit Antwerpen nam een partij van 400 exemplaren over en gaf daarvoor Plantijn een krediet van 17.000 gulden. Enkele jaren later nam Plantijn de onverkochte exemplaren terug en betaalde de resterende schuld en rente.
Van de 1200 exemplaren zijn er voor zover bekend 452 bewaard gebleven. Daarvan zijn er 210 papieren exemplaren geheel compleet met alle acht delen. De resterende zijn incompleet. Van de dertien op vellum gedrukte exemplaren zijn er 11 bewaard gebleven, waarvan 8 geheel compleet. Prins Willem van Oranje schonk een exemplaar van de Biblia Regia als eerste boek aan de Universiteitsbibliotheek Leiden. Het werd beschouwd als het fundamentum locans futurae aliquando bibliothecae, 'het bepalend fundament voor de toekomstige bibliotheek'. De prins had nog een exemplaar, bestemd voor zijn eigen persoonlijke bibliotheek. Na de moord op de prins werd een groot deel van zijn bezittingen geveild, waaronder deze bijbel. Het is onbekend wie de eigenaar werd. Op een niet vast te stellen tijdstip kwam dat exemplaar vervolgens in het bezit van de Stadsbibliotheek Haarlem. Dat moet tussen de datum van de oprichting van de bibliotheek (1596) en de datum van het verschijnen van de gedrukte catalogus (1672) zijn. Ook in de librije van Enkhuizen, de librije van Alkmaar, de librije van Gouda en de stadsbibliotheek van Maastricht zijn volledige exemplaren van de Antwerpse polyglotbijbel aanwezig.
Remove ads
De positie van de Vulgaat
Samenvatten
Perspectief

Al tijdens het proces van de Complutensische polyglotbijbel (1514-1517) had de positie van de Vulgaat tot grote discussies geleid binnen het team van redacteuren. Ook toen was bij een aantal geleerden de opvatting aanwezig dat de tekst van de Vulgaat dringend gecorrigeerd en verbeterd diende te worden. Het was voor hen duidelijk dat met name de tekst van het Oude Testament herziening behoefde. Het primaat van de Vulgaat bleef echter toen overeind. In de decennia na het publiceren van de Complutensische polyglotbijbel in 1520 waren nieuwe publicaties verschenen die verder duidelijk maakten dat er grote discrepanties waren tussen de Hebreeuwse versie van het Oude Testament en die tekst in de Vulgaat. Daaronder een publicatie van Sante Pagnini in 1528 met een letterlijke Latijnse vertaling van het Hebreeuws van het Oude Testament die deze discrepanties overduidelijk aantoonde.
In een brief aan Gabriel de Zayas van eind 1566 ging Plantijn uit van een project van een Bijbel in vier talen Hebreeuws, Aramees en Grieks met een vertaling in het Latijn van ieder van die talen. Dat wijst op een opvatting waarbij de Vulgaat geen deel uit zou maken van de nieuwe polyglotbijbel. Begin 1568 wordt duidelijk dat zijn schoonzoon, Franciscus Raphelengius een versie gereed had gemaakt voor drukken van de vertaling uit 1528 van Sante Pagnini van het Oude Testament. Dat kan geen andere reden hebben dan het uitsluiten van de Vulgaat in de nieuwe bijbel. Ook Arias Montano schijnt bereid geweest te zijn tot het niet opnemen van de Vulgaat. Filips II gaf echter in een zeer boze brief het bevel dat de positie van het primaat van de Vulgaat in de nieuwe bijbel dezelfde diende te zijn als in de Complutensische bijbel.
Remove ads
De bijbel
Samenvatten
Perspectief

De bijbel werd uitgebracht in acht delen. De eerste vier bevatten het Oude Testament in vier talen. Hebreeuws, Aramees, Grieks en Latijn. Veel van de tekst van de Antwerpse bijbel was gebaseerd op die van de Complutensische bijbel. Dat gold voor het grootste deel van de Hebreeuwse tekst, de Septuagint en de Aramese targoem van Onkelos. Het Hebreeuws werd iets verbeterd op basis van de rabbijnenbijbel van Daniel Bomberg van 1524. Er werd materiaal uit andere targoems aan toegevoegd.
Het vijfde deel was het Nieuwe Testament met onder meer een versie daarvan in het Syrisch, een vertaling daarvan in het Latijn en een transliteratie van de Syrische tekst in het Hebreeuws alfabet. Het Griekse Nieuwe Testament was aangepast op basis van de vierde editie van Erasmus uit 1527. Het zesde en zevende deel bevatte het kritisch apparaat met onder meer een aantal Syrische grammatica's en woordenboeken waaronder die van Andreas Masius. Arias Montano liet zijn eigen twijfels over de Vulgaat blijken door hier de vertaling van Sante Pagnini van het Oude Testament op te nemen alsmede zijn eigen interlineaire Latijnse vertaling van het Nieuwe Testament.
Het achtste deel bevat een aantal studies en essays van Arias Montano. Die handelen onder meer over verborgen waarheden in de bijbel, oude klerikale kledij en de opbouw en maatvoering van de Joodse tempel. Arias Montano was bevreesd dat de ontdekking van Amerika de autoriteit van de bijbel zou ondermijnen. Hij trachtte in dit deel ook aan te tonen dat de auteurs van het Oude Testament reeds op de hoogte waren van het bestaan van het continent. Daarbij ging hij ervan uit dat de oorspronkelijke bewoners van Amerika afstamden van joden die na de zondvloed via een landbrug naar Amerika waren gemigreerd. Hij liet voor dit deel kaarten maken waarbij aan locaties in Amerika bijbelse namen werden gegeven.
Remove ads
Pauselijke goedkeuring
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Remove ads