Bodemclassificatie is dat deel van de bodemkunde dat zich bezighoudt met het classificeren en categoriseren van bodems op basis van eigenschappen waarin bodems zich van elkaar onderscheiden. Er is een terminologie ontwikkeld om deze kenmerken te kunnen beschrijven en te meten. Er bestaan, internationaal bezien, verschillende benaderingen: bijvoorbeeld de pedogenetische ('bodemvormende') benadering, met de wetenschappelijke focus op de ontstaanswijze van een gegeven bodem; de bodemmorfologische benadering, waarbij de verschillende waarneembare kenmerken van een gegeven bodem het object van wetenschappelijke studie vormen. Er is een internationaal systeem, de World Reference Base for Soil Resources, oorspronkelijk opgezet als legenda (verklarende woordenlijst) voor de FAO-UNESCO wereldbodemkaart uit 1974. Daarnaast zijn er vele nationale systemen, waarvan bijvoorbeeld het Amerikaanse, de USDA Soil Taxonomy, wereldwijd gebruikt wordt. In Nederland bestaat het systeem van De Bakker en Schelling uit 1966.
De World Reference Base for Soil Resources (WRB)[1][2] is ontwikkeld in 1998 als de nieuwe internationale standaard. Het WRB-systeem vervangt de vorige versie van de FAO-bodemclassificatie uit 1988. Vergeleken met de vorige FAO-versie, zijn in de WRB ook concepten uit de Amerikaanse (USDA soil taxonomy), Franse en Russische bodemclassificatie verwerkt. Een belangrijk verschil met het Amerikaanse systeem blijft echter dat het bodemklimaat geen deel van het WRB-systeem is, behoudens die gevallen waarin het klimaat het bodemprofiel beïnvloedt. De meeste gebruikte criteria komen overeen met die in bestaande classificatiesystemen, zodat vergelijkingen onderling mogelijk blijven.
Retisol - bodems met een kleiinspoelingshorizont (B) die een zeer onregelmatige bovengrens heeft, waarbij de uitspoelingshorizont tot grote diepte de B-horizont inkomt
Solonchak - bodems met een hoge concentratie oplosbare zouten, in semi-aride en aride gebieden en kustzones
Solonetz - bodems met hoge concentraties Na+ en/of Mg3+ ionen en een kleiinspoelingshorizont, vooral voorkomend in steppeklimaten; hoeft in tegenstelling tot solonchak niet zout te zijn
Technosol - bodems waarvan de eigenschappen zijn bepaald door artificiële ('technische', door menselijke activiteit gevormde) materialen, bijvoorbeeld bodems in mijnpuin of in (verontreinigd) afval
Umbrisol - bodems met een donkere bovengrond van organische stof met een lage baseverzadiging.
Vertisol - bodems in zware klei met specifieke zwel- en krimpverschijnselen
Het detailniveau van de World Reference Base for Soil Resources komt overeen met die van subgroup in de USDA Soil Taxonomy. Dit niveau bevat te weinig detail voor het gebruik in regionale bodemkarteringen.
De USDA Soil Taxonomy, het classificatiesysteem dat in de Verenigde Staten is ontwikkeld, maakt een classificatie van bodems op basis van verschillende eigenschappen en op verschillende niveaus.[3] Deze niveaus zijn van hoog naar laag: Order, Suborder, Great Group, Subgroup, Family en Series. De orders zijn van hoog naar laag:
In Nederland bestond behoefte aan een eigen systeem omdat de destijds bestaande systemen niet voldeden voor diverse typisch Nederlandse situaties met bijvoorbeeld veel jonge gronden, antropogene invloeden of veengronden. Ook had de cultuurtechniek in de naoorlogse jaren behoefte aan exacte omschrijvingen. Daartoe is bij de toenmalige Stichting voor Bodemkartering (Stiboka), thans onderdeel van Alterra, het Systeem voor de bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus[4] ontwikkeld door de Nederlandse bodemkundigen Henk de Bakker en Jaap Schelling. Het systeem kent van hoog naar laag vier niveaus: orden, suborden, groepen en subgroepen.
De orden zijn onderscheiden op basis van de bodemvormende processen die het belangrijkst worden gevonden. Er zijn vijf orden:
Veengronden - gronden die grotendeels zijn samengesteld uit gedeeltelijk verkoolde plantenstoffen
Podzolgronden - gronden met onder de A-horizont een uitgespoelde lichte E-horizont en een door humuszuren, ijzer en aluminium donker gekleurde inspoelingslaag (B-horizont)
Brikgronden - gronden met een in de bodem voorkomende kleiinspoelingslaag (B-horizont)
Elke orde is onderverdeeld in suborden die weer onderverdeeld zijn in groepen. De suborden zijn vaak op basis van kenmerken die duiden op een sterke invloed van (grond)water tijdens de bodemvorming, maar ook op kenmerken als aard van de bovengrond en de mate van rijping. De laagste eenheid, de subgroep, is de basis voor de legenda van de in Nederland gepubliceerde bodemkaarten op schaal 1:50.000.
De groepen worden onderverdeeld aan de hand van kenmerken die voor elke suborde gelijk zijn. Namelijk de samenstelling van het moedermateriaal, de aanwezigheid van veenlagen, rijping en de staat van de A-horizont. De subgroepen worden ingedeeld aan de hand van kenmerken als de aanwezigheid van een dek van klei, zand of zavel, het ontbreken van de A-horizont, en de stevigheid van de bodem. Binnen het Nederlandse systeem van bodemclassificatie is de indeling van de lagere niveaus, beneden het niveau van subgroep, nooit voltooid.
In België is tussen 1948 en 1991 door het Centrum voor Bodemkartering (C.V.B.) een gedetailleerde bodemkaart op schaal 1:20.000 vervaardigd. Voor dit doel is een eigen bodemclassificatiesysteem op morfogenetische basis ontwikkeld. Het in Luxemburg gebruikte systeem is gebaseerd op dat in het buurland België.
De basiseenheid is de bodemserie. Deze bestaat uit een combinatie van drie letters die verwijzen naar:
grondsoort (textuur van het bovenste deel van het bodemprofiel), aangegeven met een hoofdletter
natuurlijke draineringsklasse, aangegeven met een kleine letter
aard en opeenvolging van bodemhorizonten (profielontwikkeling), eveneens aangegeven met een kleine letter
De bodemseries zijn onderverdeeld in bodemfasen op grond van secundaire bodemkenmerken die veelal van belang zijn voor de landbouw zoals dikte van de bouwlaag, helling, kleur van de bovengrond, substraat binnen 80 cm diepte, variaties in moedermateriaal of profielontwikkeling.
Voor de Belgische Kuststreek is een andere bodemclassificatie ontwikkeld, gebaseerd op geomorfologische en lithostratigrafische eigenschappen. Het morfogenetische systeem kan daar niet worden gebruikt, omdat de bodems in het westen van België nauwelijks tot geen profielontwikkeling vertonen.[5][6]
IUSS Working Group WRB: World Reference Base for Soil Resources, 4th edition. International soil classification system for naming soils and creating legends for soil maps. International Union of Soil Sciences, Vienna, 2022. ISBN 979-8-9862451-1-9 ()
Soil Survey Staff, 1999. Soil taxonomy: a basic system of soil classification for making and interpreting soil surveys (2nd ed.). US Department of Agriculture Soil Conservation Service, Washington DC. Digitale versie:. Gearchiveerd op 11 augustus 2022.
Bakker, H. de en J. Schelling, 1989 - 2e gew. druk bewerkt door J. Brus en C. van Wallenburg. Systeem voor de bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus. Pudoc, Wageningen.