Buitenkern

Van Wikipedia, de vrije encyclopedie

Buitenkern

De buitenkern of bovenkern is een zone in het binnenste van de Aarde die zich bevindt tussen de 2900 en 5100 km diepte. De buitenkern bestaat waarschijnlijk voornamelijk uit vloeibaar nikkel en ijzer en heeft een temperatuur van ongeveer 2900 °C. Mogelijk bevinden zich ook sporen van zwavel en zuurstof in de buitenkern.

Thumb
Schematische weergave van een indeling van de Aarde.

De aardkern wordt verdeeld in een vloeibare buitenkern en een vaste binnenkern. Boven de buitenkern ligt de aardmantel. Het onderste, ongeveer 200 tot 300 km dikke deel van de mantel, dat direct boven de buitenkern begint, wordt de D"-laag genoemd. De bovenkant van de buitenkern wordt gekenmerkt door een grote seismische discontinuïteit, de Wiechert-Gutenbergdiscontinuïteit. De discontinuïteit aan de ondergrens van de buitenkern wordt weleens Lehmanndiscontinuïteit genoemd.

Ontdekking

In 1906 leidde de Engelse seismoloog Richard Dixon Oldham uit het voorkomen van schaduwzones van S-golven af dat de Aarde een vloeibare kern moest hebben. Dit werd in 1926 bewezen door de Engelse natuurkundige Harold Jeffreys. In 1936 ontdekte de Deense seismologe Inge Lehmann dat de kern in een vloeibare buitenkern en een vaste binnenkern verdeeld is.

Convectiestromingen

Loading related searches...

Wikiwand - on

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.