Loading AI tools
17e-eeuwse Nederlandse kolonie aan de oostkust van Noord-Amerika Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Nieuw-Nederland (Engels: New Netherland; Latijn: Nova Belgica of Novum Belgium), is de naam van het voormalige Nederlandse gebied tussen de 38e en 45e breedtegraad aan de oostkust van de huidige Verenigde Staten van Amerika. Het omvat nu de stad New York – vroeger Nieuw-Amsterdam geheten – en werd gesticht in 1625. Nieuw-Nederland als provincie werd gesticht in 1624 en opgeëist als het gebied tussen de 38e en 42e breedtegraad. Het is nu de regio met de staten: New York, New Jersey en Delaware.
Nieuw-Nederland | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
| ||||||
| ||||||
Kaart | ||||||
Algemene gegevens | ||||||
Hoofdstad | Nieuw-Amsterdam | |||||
Talen | Nederlands, Nedersaksisch, Frans | |||||
Religie(s) | Protestants |
Nieuw-Nederland | ||
---|---|---|
Patroonschappen:
Belangrijke personen: |
De Latijnse naam van Nieuw-Nederland als overzeese provincie is afgeleid van de Latijnse naam voor "de Nederlanden", Belgium of Belgica. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd in het Latijn Belgium foederatum ('Verenigde Nederlanden') genoemd en de Zuidelijke Nederlanden die onder Spaans gezag bleven Belgium Regium ('Koninklijke Nederlanden').
Nieuw-Amsterdam, de hoofdstad van Nieuw-Nederland, bevond zich op de zuidelijke punt van het huidige stadsdeel Manhattan in New York. Langs de Hudson werden nog wat nederzettingen en forten opgericht. Bij de noordpunt van het eiland Manhattan werd later het plaatsje Haerlem gesticht. Dit is waar nu Harlem ligt, een wijk van de borough Manhattan.
De eerste kolonisten van Nieuw-Nederland waren Nederduits-gereformeerden (Nederlandstalig) en Waals-gereformeerden (Franstalig), die afkomstig waren uit de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. De kolonisten uit de Zuidelijke Nederlanden waren veelal gevlucht voor de Spaanse Inquisitie. De Waals-gereformeerde Peter Minuit was de derde gouverneur van Nieuw-Nederland en degene die Manhattan 'kocht'. De officiële taal was het Nederduits, een historische verwant van het Nederlands.
Deze eerste kolonisten, die het gebied van de lokale Esopus-indanen overnamen, stichtten er boerderijen, waar ze met slaven woonden om het land te bewerken.[1]
In 1609 ging het Verenigde Oost-Indische Compagnieschip Halve Maen met als schipper de Engelsman Henry Hudson op een ontdekkingsexpeditie.[2] Het was het begin van het Twaalfjarig Bestand. Het officieel gestelde doel was het vinden van een passage via het noordoosten naar Oost-Azië, waarvan Willem Barentsz al eerder had bewezen dat ze niet mogelijk was. De Halve Maen was niet uitgerust om langs de kust van Noorwegen en over de noordpool naar China te varen want men was al zeker dat dit traject door ijs was geblokkeerd. Hudsons persoonlijke doel was naar het westen te varen om de kust van Noord-Amerika te verkennen in de verwachting een doorgang te vinden naar de Grote Oceaan. De VOC-expeditie vond een grote baai en voer de rivier op die we nu kennen als de Hudson, toen de Noordrivier genoemd. Hij bereikte de plek waar nu Albany ligt.
Met de Lenape en Mahican-indianen die hij tegenkwam, deed hij aan ruilhandel op kleine schaal. Hij ruilde kralen en metalen voorwerpen voor beverhuiden. Bonthandel, en met name die rond de Oostzee en in Rusland, was een lucratieve handel in deze Kleine IJstijd, met zeer koude winters vanaf het einde van de zestiende eeuw. Het vooruitzicht om deze nieuwe bron te exploiteren zette een groep Nederlandse particuliere kooplieden er in 1610 toe aan om nog een expeditie te zenden en de rivier die Hudson had ontdekt verder te onderzoeken. In de jaren erna zouden nog vele reizen volgen onder bevel van de kapiteins Hendrick Christiaensz, Adriaen Block en Cornelis May, naar wie Kaap May in het zuidoostelijke puntje van de staat New Jersey is vernoemd.
Adriaen Block zeilde op zijn vierde reis in 1613 op zijn schip de "Tijger" naar de rivier de Hudson. Terwijl hij voor anker lag werd zijn schip door brand verwoest, waardoor Block en zijn bemanning waren gedwongen om de winter aan land door te brengen. Zij bouwden een nieuw schip, de "Onrust" genaamd, waarmee zij in de lente van 1614 de Oostrivier en Long Island verkenden. Daarna zeilden ze terug naar Europa. Jan Rodrigues, een mulat van Santo Domingo van Portugese en Afrikaanse afkomst, was in mei 1613 achtergelaten. Het was de bedoeling dat hij voor Adriaen Block handelsbetrekkingen op zou zetten met de plaatselijke Indianen, tot Block weer terugkwam op zijn volgende reis in december 1614.
De landkaart die Adriaen Block maakte na de reis van 1613 tot 1614, was de eerste kaart die de naam “Nieuw-Nederland” gebruikte voor het gebied tussen de Franse Koloniën in het oosten van het huidige Canada, en de Engelse kolonie Virginia. Block was ook de eerste die Long Island als een eiland afbeeldde.
Oorspronkelijk werd het gebied tussen de 38 en 45 graden noorderbreedte aangeduid als Nieuw-Nederland (zo aangewezen met Adriaen Blocks kaart van 1614), en verschillende handelsmaatschappijen uit Amsterdam stichtten handelsposten om te handelen met de indianen. In 1614 werd Fort Nassau gesticht, vlak bij het huidige Albany, maar het werd verlaten in 1618. In 1621 werd de West-Indische Compagnie gevormd met een monopolie op de handel. In 1624 werd Fort Oranje gesticht vlak bij het oude Fort Nassau. De forten die landinwaarts werden gesticht waren vooral handelsposten voor de bonthandel, toen factorijen genaamd.
De meeste forten werden gesticht in het gebied van de Algonquian sprekende Indianen, met name de Lenape, die in de eerste jaren de voornaamste leveranciers waren van huiden aan de factorijen. Toen rond de helft van de 17e eeuw de bever vrijwel verdwenen was in de valleien van de lager gelegen rivieren, was de West-Indische Compagnie in toenemende mate afhankelijk van de Indianen in de binnenlanden, zoals de Iroquois.
De eerste aankoop van land van de Indianen was het eiland Manhattan door Peter Minuit. Het Nederlandse beleid was gericht op een formele aankoop van al het land waar ze zich gevestigd hadden, ondanks het feit dat de Indianen het wettelijk eigendom van land niet kenden. Dit leidde ook tot verschillende misverstanden. Bijvoorbeeld: de mensen van wie Pierre Minuit Manhattan kocht, woonden niet op het eiland en dachten waarschijnlijk dat ze een aandeel in de jachtrechten verkochten.
Nieuw-Nederland was in de eerste plaats een handelsnederzetting, maar zowel voor het verkrijgen van proviand als om de Nederlandse aanspraak op het gebied kracht bij te zetten, was een beperkte vorm van kolonisatie noodzakelijk. De eerste kolonisten kwamen in 1624 aan op Noten Eylant, nu Governors Island. Het waren dertig voornamelijk Waalse families en zij vestigden zich later op Manhattan en in het gebied rond de huidige rivier de Delaware, toen de Zuidrivier genoemd.
In 1629 stelde de WIC de "Vrijheden en Exemptiën" vast. Deze bevatten de basisregels voor het stichten van een zogenaamd patroonschap in Nieuw-Nederland. Kiliaen van Rensselaer, een Amsterdamse diamanthandelaar die belangstelling had voor landontginning en bovendien een van de bestuurders van de West-Indische Compagnie, was de directe aanleiding voor deze resolutie. Van Rensselaer was een hartstochtelijk pleitbezorger van het koloniseren van Nieuw-Nederland door middel van privé-plantages, of geprivilegieerde grootgrondbezittingen. Zijn eigen kolonie was bekend onder de naam Rensselaerswijck.
Nadat in 1626 Europeanen een Indiaanse familie hadden gedood, vervolgens Indianen hadden overvallen, en in 1641 een Wecquaesgeek-Indiaan als wraak een kolonist in Nieuw-Amsterdam vermoordt, voert gouverneur van Nieuw-Nederland Willem Kieft, tegen het advies van een raad van twaalf prominenten, van 1643-1645 de buitengewoon bloedige Oorlog van Kieft tegen de Wecquaesgeeks, een stam van de Wappinger-Indianen. In totaal worden in die drie jaar 1600 Indianen gedood, waaronder vrouwen en kinderen.
In 1652 richtte Petrus Stuyvesant, directeur-generaal van de kolonie sinds 1647, per decreet de stad Beverwijck op, nabij Fort Oranje, in een poging de invloed van Rensselaerswijck in te perken. Tegenwoordig (sinds 1797) is deze stad de hoofdstad van de staat New York, bekend onder de naam Albany. De beverhandel die nog steeds in dat gebied floreerde was de economische motor achter het succes van de stad. In korte tijd ontstond er een gemeenschap met zaagmolens, steenbakkerijen en tegelbakkerijen die nodig waren voor het ontwikkelen van de stad. De stad had een eigen rechtbank (schepenbank) die op dezelfde manier functioneerde als die in Nieuw-Amsterdam en Nederland. In 1664 was deze stad de tweede van de kolonie met ongeveer duizend inwoners.
Na 1653 ging het stukken beter met de provincie. In deze tijden van voorspoed kreeg Stuyvesant tijd de kolonie Nieuw-Zweden te heroveren, die de gekrenkte Pierre Minuit in naam van de Zweedse koning in 1638 aan de Zuidrivier (de Delaware) had gesticht. De directe aanleiding was de verovering van het in 1651 gestichte Fort Casimir door de Zweden op 30 mei 1654, die het Fort Trefaltighet noemden. Stuyvesant antwoordde door de kolonie te veroveren in september 1655. Nieuw-Amsterdam werd tijdens de afwezigheid van Stuyvesant aangevallen door indianen. Waarschijnlijk kwam Adriaen van der Donck hierbij om het leven.
Het succes van Stuyvesant met de herovering van Nieuw-Zweden bracht de kolonie in het vaderland in een nog positiever licht, waarop het stadsbestuur van Amsterdam besloot er een stad te stichten in de kolonie. Driehonderd Amsterdammers tekenden in voor emigratie. De nieuwe nederzetting kreeg de naam Nieuw-Amstel en werd gesticht bij Fort Casimir aan de zuidrivier. Na de verovering van Nieuw Nederland door de Engelsen in 1664 kreeg de nederzetting de naam New Castle, gelegen in de staat Delaware.
Op beperkte schaal werd in de kolonie gebruik gemaakt van slavenarbeid. Dat begon al in 1627, toen een kaapvaarder van de Zeeuwse kamer van de WIC een Portugese vloot overviel. De kapers namen 22 mannen mee met als enig doel de vijand schade te berokkenen. Ze deden de mannen over aan het jacht Bruinvis van de Amsterdamse kamer, dat hen in augustus 1627 maar naar Nieuw-Nederland bracht. Een deel kwam terecht in Nieuw-Amsterdam als huisbediende, een ander deel in het buitengebied als knecht op de boerderijen daar. Later kwamen nog enkele scheepsladingen: de Gideon bracht in augustus 1664, juist voor de komst van de Britten, 291 in het huidige Angola gekochte mannen aan land.[3]
Een jaar voor de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog in 1664, voer een Engelse vloot de haven binnen en nam de provincie in. Als reactie hierop veroverde admiraal Abraham Crijnssen in 1667 Brits Guyana, het huidige Suriname en Guyana. In datzelfde jaar werd bij de Vrede van Breda overeengekomen dat veroveringen na juli 1667 teruggedraaid moeten worden. Engeland mocht voorlopig Nieuw-Nederland behouden en Nederland voorlopig Suriname. Een definitieve regeling werd echter op de lange baan geschoven; de vrede was dus een handhaving van de status quo. Er was dus geen sprake van uitruil van Suriname en Nieuw Amsterdam[4].
De vrede was van korte duur, in 1672, ook wel het Rampjaar genoemd, begon de Derde Engels-Nederlandse Oorlog, als onderdeel van de Hollandse Oorlog. Jacob Benckes (ook wel Binckes) en Cornelis Evertsen de Jongste wisten in augustus 1673, onder de admiraliteiten van Holland van Zeeland, Nieuw-Nederland eenvoudig te heroveren[5]. Zij herdoopten het oude Nieuw-Amsterdam (New York) tot Nieuw-Oranje, Fort Amsterdam (Fort James) tot Fort Willem Hendrik en Beverwijck (Albany) tot Willemstadt (vanwege de machtsovername door stadhouder Willem III van Oranje-Nassau).
Bij het ondertekenen van de Vrede van Westminster op 19 februari 1674 werd onder andere definitief afgesproken dat Nieuw-Nederland van de Engelsen werd en St Eustatius, Tobago en Suriname van Nederland[4]. Zij noemden het New York, naar de Hertog van York.
De oorlog met Frankrijk ging echter door en commandant Jurriaen Aernoutsz, onder bevel van de gouverneur van Curaçao, veroverde Acadië wat onder andere bestond uit New Brunswick en Nova Scotia op de Fransen. Hij noemde het gebied Nieuw-Holland. In 1675 ging het gebied weer verloren maar de Republiek gaf pas in 1678 de aanspraak op het gebied op.
In 1688 werd Willem III van Oranje door de Glorious Revolution koning van Engeland, Schotland en Ierland. Hiermee eindigde de rivaliteit tussen Engeland en Nederland.
Hieronder volgt een lijst van nederzettingen en steden in voormalig Nieuw-Nederland, gesorteerd op gebied en datum van stichting. De stichtingsdatum van nederzettingen en steden geeft de datum van officiële landtoekenning door de directeur-generaal aan, hoewel de dorpen meestal enige tijd voor de toekenning al bewoond werden. De nederzettingen en steden zijn te zien als gemeenten; in deze gemeenten kunnen zich ook gehuchten bevinden. Als er sprake is van later toegekend lokaal bestuur is dat waar bekend vermeld.
De meeste nederzettingen in voormalig Nieuw-Nederland zijn in de 21e eeuw onderdeel van de stad New York of de agglomeratie daarvan:
Ondanks de Nederlandse namen (die waren opgelegd door de gouverneurs van Nieuw-Nederland) werden de nederzettingen in het hedendaagse Queens voornamelijk bewoond door Engelsen die om diverse redenen (religieus, justitieel of anderszins) New England (Nieuw-Engeland) waren ontvlucht:
De nederzettingen in hedendaags Brooklyn waren voornamelijk Nederlands, met uitzondering van 's Gravesande, dat door Engelse anabaptisten werd gesticht:[6]
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.