Loading AI tools
spontane begroeiing Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Vegetatie (Latijn: vegetatio) is "de ruimtelijke massa van plantenindividuen, in samenhang met de plaats waar zij groeien en in de rangschikking die zij uit zichzelf (spontaan) hebben aangenomen" (Victor Westhoff). De termen begroeiing en aanplant zijn dus niet hetzelfde als vegetatie: begroeiing kan spontaan zijn, maar ook aangeplant, aanplant is door menselijk toedoen tot stand gekomen. De vegetatie is het onderzoeksobject van de vegetatiekunde.
In de vegetatiekunde is vegetatie gedefinieerd als: de ruimtelijke massa van plantenindividuen, in samenhang met de plaats waar zij groeien en in de rangschikking die zij uit zichzelf hebben aangenomen.[1]
Deze empirische definitie beschrijft de verzameling van planten die op zekere plaats tezamen groeien. De "zelfgekozen rangschikking" sluit zorgvuldig onderhouden tuinen uit, want hier is het de mens die bepaalt wat er wel en niet groeit. Wanneer de structuur wel door de mens is bepaald, maar de soortensamenstelling niet, spreekt Westhoff van een halfnatuurlijke vegetatie.[2] Ook landbouwgebieden en productiebossen, waarin tussen het aangeplante gewas spontane soorten opgekomen zijn, vallen binnen de definitie. Dit omvat het grootste gedeelte van de bossen waar de bomen aangeplant zijn, maar de ondergroei zich spontaan heeft gevestigd.
Er zijn andere definities gangbaar. Bijvoorbeeld: het totaal van levende planten dat deel uitmaakt van de biosfeer en samen met andere organismen en het abiotisch milieu het ecosysteem vormt.
Vegetatiekunde (ook wel plantensociologie, fytosociologie of fytocoenologie) is de wetenschap die zich bezighoudt met vegetatie en met plantengemeenschappen. Buiten de vegetatiekunde wordt het begrip veelal breder opgevat: zie begroeiing.
De term flora slaat op de systematische lijst met soorten (of andere taxa) in een bepaald gebied. De floristiek houdt zich dus bezig met gebieden en hun plantengroei en is een onderdeel van de plantengeografie. Ook wordt de term flora gebruikt voor het naslagwerk, dat gebruikt wordt voor de determinatie van soorten in een gebied.[3]
De landschapsecologie houdt zich bezig met het landschap als ecosysteem: het geheel van de ecosystemen van een bepaald gebied en de onderlinge biotische en abiotisch invloeden. Als uitersten van menselijk beïnvloed landschap kunnen worden onderscheiden het natuurlandschap, zonder menselijke invloed als ontwatering, ontsluiting en percelering, en het cultuurlandschap en het stedelijke landschap met overheersende menselijke invloed.
Vegetatie wordt gekenmerkt door:
Binnen de vegetatie zijn er betrekkingen tussen planten. Te onderscheiden zijn eenzijdige en wederkerige afhankelijkheidsbetrekkingen, directe en indirecte beïnvloeding, concurrentie en prioriteit.
Concurrentie (soms ook wel met een anglicisme competitie genoemd) tussen individuen treedt op wanneer ze dezelfde behoeften hebben, maar waar het milieu niet daarin kan voorzien. Er kan concurrentie plaatsvinden om ruimte, om voedingsstoffen en water, of om licht. Omdat de individuen van één soort dezelfde eisen stellen, is de concurrentie dan sterker dan tussen planten van verschillende soorten.
Van overheersing of prioriteit spreekt men wanneer een organisme door zijn afmetingen, groeivorm of vitaliteit andere planten slecht weinig ruimte overlaat om te groeien. Zo vangen bomen in een bos het meeste licht op, waarbij er voor de planten van de bosbodem weinig licht overblijft. Een ander voorbeeld geldt bij pioniervegetaties, waar de eerst gevestigde plantensoorten zich ook als eerst kan uitbreiden. Hierdoor blijft er minder ruimte over voor andere soorten.
Structuur is de manier waarop iets in elkaar zit, waarop elementen van een verzameling samenhangen. Bij vegetatie gaat het om de rangschikking van de planten, waarbij onderscheiden kan worden de structuur in de tijd, de horizontale structuur en de verticale structuur.
Onder horizontale structuur wordt zowel de homogeniteit als de vegetatiepatronen verstaan. Bij onderzoek van de vegetatie moet rekening gehouden worden met de horizontale structuur. Het minimumareaal (de minimale oppervlakte die nodig is voor een goede ontwikkeling van het vegetatietype en dus de minimaal te onderzoeken oppervlakte van een vegetatie om een "goed beeld" te krijgen) is afhankelijk van de soortenrijkdom, de grootte van de planten en de homogeniteit.
Homogeniteit en dispersie heeft betrekking op de regelmatigheid van de onderlinge afstanden tussen de planten. Een regelmatig patroon wijst vaak op menselijke invloed, bijvoorbeeld: in een bosaanplant staan de bomen vaak op regelmatige afstanden. De verspreiding van zaden heeft invloed op de dispersie, bijvoorbeeld bij door mieren verspreide zaden komen de planten van de betreffende soort vooral voor langs de mierenpaadjes.
Patroon en zonering van de vegetatie zijn de lijn- en netvormige patronen die kunnen ontstaan door de abiotische milieuomstandigheden, zoals langs meeroevers, langs de zeereep en in de bergen (hoogtezones). Bij soortenarme vegetaties kan een mozaïekstructuur ontstaan, zoals bij zeekraal-vegetaties.
Omdat de milieufactoren nooit volledig homogeen zijn, is de vegetatie dat ook niet. Maar de invloed van de variatie in de milieufactoren kan overschaduwd worden door één dominante factor, bijvoorbeeld een hoog gehalte aan zout. De soort die hieraan het beste is aangepast bepaalt dan de vegetatie en de structuur daarin.
Onder verticale structuur wordt verstaan de bovengrondse en ondergrondse gelaagdheid van de vegetatie.
Er kunnen in een plantengemeenschap verschillende lagen worden onderscheiden (met hoogten slechts indicatief gegeven):
Meestal zijn slechts 2 tot 3 vegetatielagen goed ontwikkeld, bijvoorbeeld in bossen. Lianen en epifyten groeien in verschillende vegetatielagen en kunnen tot in de boomlaag groeien. In een kruidenvegetatie ontbreken een struiklaag en een boomlaag.
Vegetatiestructuur en -textuur |
---|
|
In gebieden met een zeer gelijkmatig klimaat als tropisch regenwoud, maar ook eenvoudige vegetatie als alpiene en arctische vegetaties en ook mos- en korstmosvegetatie vertonen weinig seizoensaspecten. Fenologie is de studie van de temporele structuur. Seizoensaspecten of periodiciteit zijn vooral waar te nemen aan meer complexe vegetatie van continentale klimaatsgebieden.
Als voorbeeld van vegetatietypen met duidelijke seizoensaspecten kunnen de bossen van het beuken-verbond en van het haagbeuk-verbond genoemd worden. In Nederland heeft het eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum) de meest duidelijke seizoensaspecten. De daar aanwezige soorten hebben een eigen vegetatieperiode en een fenologisch optimum. De kruidlaag kan daar bijzonder soortenrijk zijn en telt vooral veel voorjaarsbloeiers.
Onder vegetatietextuur verstaat men de niet aan ruimte of tijd gebonden eigenschappen van de vegetatie. Deze uiten zich in diversiteit, biomassa, spruit-wortelverhouding, relatief bladoppervlak, aandeel (spectra) van de verschillende levensvormen of groeivormen:
Onder successie wordt verstaan de gerichte opeenvolging van plantengemeenschappen door verandering van het abiotische milieu.
Wanneer alle menselijke invloeden zouden wegvallen treedt een ontwikkeling op die gaat in de richting een climaxvegetatie, die men de potentieel natuurlijke vegetatie (PNV) noemt. Gewoonlijk wordt niet de pioniervegetatie bedoeld. De potentieel natuurlijke vegetatie hangt grotendeels af van de standplaatsfactoren, met name de abiotische factoren.
In Nederland is de potentieel natuurlijke vegetatie voor een groot deel bosvegetatie van verschillende typen.
Om vegetatie te kunnen analyseren moeten er vegetatieopnamen worden gemaakt. In Nederland wordt veelal de Braun-Blanquet-methode gevolgd, of een afgeleide daarvan. Een proefvlak moet een bepaalde minimale afmeting hebben, die weer afhankelijk is van de homogeniteit.
De opname moet ten minste bestaan uit een soortenlijst, liefst per vegetatielaag en een totale bedekking. Per soort kan informatie worden verzameld over:
Vaak worden enkele zaken hiervan niet genoteerd, of gecombineerd geschat, zoals in de methode van Frans-Zwitserse School de abundantie en de bedekking.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.