Val van de Limes Germanicus
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Onder de val van de Limes Germanicus verstaat men de opgave in het midden van de 3e eeuw door de Romeinen van de door hen sinds de 1e eeuw n.Chr. gebouwde Limes Germanicus (Duits: Obergermanisch-Raetischen Limes) alsmede de terugtrekking uit het achterland van deze limes eveneens rond het midden van de 3de eeuw.
Door een reeks van belangrijke archeologische vondsten schijnt de val van de Limes Germanicus niet langer als een enkelvoudige historische gebeurtenis te kunnen worden geïnterpreteerd, maar lijkt de val van deze limes meer een veelzijdig fenomeen te zijn geweest, waarvan de relaties tussen de verschillende gebeurtenissen tot nu toe niet volledig worden begrepen.
Omdat schriftelijke bronnen grotendeels ontbreken of van dubieuze betrouwbaarheid zijn, is het wetenschappelijk onderzoek veelal op archeologische vondsten aangewezen. In het verleden nam men vaak als enige oorzaak aan dat de Romeinen door oorlogshandelingen in het kader van de zogenaamde Alamannenstorm gedwongen waren om het gebied ten oosten van de Rijn en ten noorden van de Donau te evacueren. Archeologische vondsten wijzen er echter op dat deze operatie het resultaat was een jarenlange ontwikkeling tijdens de crisis van het Romeinse Rijk in de derde eeuw en samenhing met een neergang van het grensgebied.
Dit resulteerde in de jaren vanaf 259/260 uiteindelijk tot de definitieve opgave van de zogenaamde Agri decumates en tot het terugplooien van de Romeinse militaire grens tot aan de rivieren de Rijn en de Donau.[1][2].