Verbeurdverklaring (Nederland)
verbeurdverklaring van specifieke vermogensbestandsdelen van de veroordeelde als bijkomende straf in Nederland / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De verbeurdverklaring, ook wel de verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen en vorderingen,[1] is een vermogenssanctie die de rechter in het Nederlandse strafrecht als bijkomende straf kan opleggen. Bij verbeurdverklaring verliest de oorspronkelijk rechthebbende de eigendom van het verbeurd verklaarde voorwerp of vermogensrecht en verkrijgt de staat deze eigendom.
Tot de negentiende eeuw bestond de mogelijkheid om het gehele vermogen van een persoon verbeurd te verklaren. Deze mogelijkheid werd door de Staatsregeling 1798 en latere constituties verboden, maar maakte tijdens de Franse inlijving van Nederland in de Code pénal van 1811 haar rentree. Na de onafhankelijkheid in 1813 werd zij echter gelijk door het Gesel- en worgbesluit afgeschaft. De opvolger van de Code pénal, het Wetboek van Strafrecht van 1886, kent slechts de bijzondere verbeurdverklaring van sommige voorwerpen.
In het Wetboek van Strafrecht zijn een beperkt aantal categorieën van voorwerpen opgenomen die verbeurd kunnen worden verklaard, bijvoorbeeld voorwerpen waarmee het strafbare feit is gepleegd. Als een voorwerp niet tot zo een categorie behoort, kan het ook niet verbeurd verklaard worden. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn zowel voorwerpen als vermogensrechten, zoals roerende zaken, onroerende zaken en vorderingen. De rechter kan bij verbeurdverklaring bepalen dat de verdachte, of een ander persoon, een financiële tegemoetkoming of compensatie krijgt. Derden wier voorwerpen in beslag zijn genomen kunnen bovendien tegen dit beslag in beklag gaan.