achternazitten

Dutch

Etymology

From achterna +‎ zitten.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌɑx.tərˈnaːˌzɪ.tə(n)/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: ach‧ter‧na‧zit‧ten

Verb

achternazitten

1. to chase

Conjugation

Conjugation of achternazitten (strong class 5, separable)
infinitive	achternazitten
past singular	zat achterna
past participle	achternagezeten
infinitive	achternazitten
gerund	achternazitten n
	main clause		subordinate clause
	present tense	past tense	present tense	past tense
1st person singular	zit achterna	zat achterna	achternazit	achternazat
2nd person sing. (jij)	zit achterna	zat achterna	achternazit	achternazat
2nd person sing. (u)	zit achterna	zat achterna	achternazit	achternazat
2nd person sing. (gij)	zit achterna	zat achterna	achternazit	achternazat
3rd person singular	zit achterna	zat achterna	achternazit	achternazat
plural	zitten achterna	zaten achterna	achternazitten	achternazaten
subjunctive sing.1	zitte achterna	zate achterna	achternazitte	achternazate
subjunctive plur.1	zitten achterna	zaten achterna	achternazitten	achternazaten
imperative sing.	zit achterna
imperative plur.1	zit achterna
participles	achternazittend	achternagezeten
1) Archaic.