Top Qs
Timeline
Chat
Perspective
breuk
From Wiktionary, the free dictionary
Remove ads
Afrikaans
Etymology
Pronunciation
Noun
breuk (plural breuke, diminutive breukie)
Dutch
Etymology
From Middle Dutch broke, brueke, from Old Dutch *bruki, from Proto-West Germanic *bruki, from Proto-Germanic *brukiz.
Pronunciation
Noun
breuk f (plural breuken, diminutive breukje n)
- fracture, break
- Na het ongeluk had hij een ernstige breuk in zijn been en moest hij geopereerd worden.
- After the accident, he had a serious fracture in his leg and needed surgery.
- (arithmetic) fraction
- Kun je me helpen om deze breuk om te zetten in een decimale vorm?
- Can you help me convert this fraction into a decimal form?
- (geology) fault
- De aardbeving veroorzaakte een grote breuk in de aardkorst.
- The earthquake caused a major fault in the earth's crust.
Synonyms
Derived terms
- breuklijn
- breuksplitsing
- breukstreep
- eedbreuk
- kettingbreuk
- relatiebreuk
- schipbreuk
- stambreuk
- trendbreuk
- wolkbreuk
Related terms
Descendants
Remove ads
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Remove ads