Top Qs
Timeline
Chat
Perspective
groot
From Wiktionary, the free dictionary
Remove ads
Afrikaans
Etymology
Pronunciation
Adjective
groot (attributive groot, comparative groter, superlative grootste)
Inflection
Derived terms
Remove ads
Dutch
Etymology
From Middle Dutch grôot, from Old Dutch grōt, from Proto-West Germanic *graut, from Proto-Germanic *grautaz.
Pronunciation
Adjective
groot (comparative groter, superlative grootst)
- big, large, great
- Antonym: klein
- Kijk, wat een groot gebouw! ― Look, what a big building!
- great, important, eminent
- Rachel Carson was een groot schrijfster. ― Rachel Carson was a great writer.
- tall
- adult
Declension
Derived terms
general
- allergrootst
- begroten
- de Groot
- es-groot
- Groot
- groot geschapen
- grootbrengen
- grootcommandeur
- grootduizend
- grootgrondbezitter
- grootgrutter
- groothandel
- groothandelaar
- groothartig
- grootheid
- groothertog
- groothertogin
- groothoeklens
- groothonderd
- grootindustrieel
- grootkapitaal
- grootmacht
- grootmeester
- grootmoeder
- grootmoedig
- grootmoefti
- Grootoosten
- grootouder
- groots
- grootschalig
- grootstad
- grootte
- grootvader
- grootvee
- grootvizier
- grootvorst
- grootvorstendom
- grootvorstin
- grootzeil
- grootzwaard
- Grote Beer
- Grote Hond
- grote mantel
- grote mast
- grote muil, dikke lip
- grotendeels
- in groten getale
- middelgroot
- op grote voet leven
- overgroot
- vergroten
- voor een groot deel
toponyms
- De Groote Bontekoe
- Groot Agelo
- Groot Bruggen
- Groot Davelaar
- Groot Deunk
- Groot Dochteren
- Groot Dorregeest
- Groot Douwel
- Groot Driene
- Groot Hitland
- Groot Kwartier
- Groot Loo
- Groot Maarslag
- Groot Medhuizen
- Groot Piscadera
- Groot Wetsinge
- Groot-Abeele
- Groot-Ammers
- Groot-Bedaf
- Groot-Brittannië
- Groot-Oever
- Groot-Valkenisse
- Groot-Welsden
- Groote Bottel
- Groote Hoeven
- Groote Horst
- Groote Keeten
- Groote Kreek
- Groote Lindt
- Grootebroek
- Grootegast
- Grootschermer
- Grootstal
- Grote Berg
- Grote Heide
- Grote Kolonie
- Grote Meren
- Grote Oceaan
- Grote Voort
- Grote Waal
- Grote Wiske
- Grotel
- Grotewal
- Grotewerf
species names
- groot avondrood
- groot geaderd witje
- groot hoefblad
- groot koolwitje
- groot springzaad
- grootoorkitvos
- grootoorvos
- grote alexanderparkiet
- grote barmsijs
- grote bonte specht
- grote boodschap
- grote bosmuis
- grote Canadese gans
- grote egelskop
- grote fuut
- grote geelkuifkaketoe
- grote gele kwikstaart
- grote grijze snip
- grote jager
- grote kanoet
- grote kattenstaart
- grote klaproos
- grote kroosvaren
- grote leeuwenbek
- grote mantelmeeuw
- grote pieper
- grote pimpernel
- grote ratelaar
- grote steatoda
- grote stern
- grote tafeleend
- grote trap
- grote vlotvaren
- grote wederik
- grote weegbree
- grote zaagbek
- grote zee-eend
Descendants
Further reading
- Matthias de Vries; Lambert Allard te Winkel (1864), “groot I”, in Woordenboek der Nederlandsche Taal, published 2001
- Matthias de Vries; Lambert Allard te Winkel (1864), “groot II”, in Woordenboek der Nederlandsche Taal, published 2001
Remove ads
German Low German
Alternative forms
- grout (New Saxon Spelling)
Etymology
From Middle Low German grôt, from Old Saxon grōt, from Proto-Germanic *grautaz.
Pronunciation
Adjective
groot (comparative grötter, superlative gröttst)
- big, great
- Kiek mal, wat en groot Huus!
- Look, what a big house!
- large
- Dat is so'n grote Straat!
- That's such a broad street!
- tall
- Peter is ganz grötter as Thomas!
- Peter is taller than Thomas!
- adult
- Du büst nu groot! Do dat nich mehr!
- You're an adult now! Don't do that!
Declension
Positive forms of groot
Comparative forms of groot
Superlative forms of groot
Note: This declension is one of many; neither its grammar nor spelling apply to all dialects.
Antonyms
Remove ads
Middle Dutch
Alternative forms
Etymology
From Old Dutch grōt, from Proto-West Germanic *graut, from Proto-Germanic *grautaz.
Adjective
grôot (comparative grôter)
Inflection
Descendants
Adverb
grôot
Further reading
- “groot (I)”, in Vroegmiddelnederlands Woordenboek, 2000
- “groot (II)”, in Vroegmiddelnederlands Woordenboek, 2000
- Verwijs, E.; Verdam, J. (1885–1929), “groot (I)”, in Middelnederlandsch Woordenboek, The Hague: Martinus Nijhoff, →ISBN, page I
Remove ads
Plautdietsch
Etymology
From German Low German groot
Adjective
groot (comparative jrata, superlative jratsta)
Saterland Frisian
Etymology
From Old Frisian grāt, from Proto-West Germanic *graut, from Proto-Germanic *grautaz. Cognates include West Frisian grut and German groß.
Pronunciation
Adjective
groot (masculine groten, feminine, plural or definite grote, comparative gratter, superlative grootst)
Antonyms
- (antonym(s) of “big”): litje
Derived terms
References
Remove ads
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Remove ads