Top Qs
Timeline
Chat
Perspective
moeder
From Wiktionary, the free dictionary
Remove ads
Afrikaans
Etymology
From Dutch moeder, from Middle Dutch moeder, from Old Dutch muoder, from Proto-Germanic *mōdēr, from Proto-Indo-European *méh₂tēr.
Pronunciation
Noun
moeder (plural moeders)
Coordinate terms
Dutch
Etymology
From Middle Dutch moeder, from Old Dutch muoder, from Proto-West Germanic *mōder, from Proto-Germanic *mōdēr, from Proto-Indo-European *méh₂tēr.
Pronunciation
Noun
moeder f (plural moeders or gemoederen, diminutive moedertje n, masculine vader)
Derived terms
- aartsmoeder
- baarmoeder
- bakfietsmoeder
- draagmoeder
- duomoeder
- grootmoeder
- kruikenmoeder
- kunstmoeder
- luizenmoeder
- moe
- moeder de vrouw
- moederbank
- moederbord
- moedergodin
- moederkerk
- moederkoek
- moederliefde
- moederlijk
- moederpop
- moederschap
- moederschoot
- moederstad
- moedertaal
- moedervlek
- moer
- moesje
- overgrootmoeder
- pleegmoeder
- stiefmoeder
Descendants
Further reading
- “moeder” in Van Dale Onlinewoordenboek, Van Dale Lexicografie, 2007.
Anagrams
Remove ads
Middle Dutch
Etymology
from Old Dutch muoder, from Proto-West Germanic *mōder, from Proto-Germanic *mōdēr, from Proto-Indo-European *méh₂tēr.
Noun
moeder f
Inflection
Derived terms
- grotemoeder
- hevemoeder
- marctmoeder
- medemoeder
- moederbaer
- moederkerke
- moederlichame
- moederlijc
- moederlike
- moederloos
- moederpert
- moederside
- moederverken
- oudemoeder
- outmoeder
- perdemoeder
- schoonmoeder
- sochmoeder
- stiefmoeder
- voedemoeder
- voestermoeder
- vroedemoeder
- waschmoeder
- wesemoeder
- wijsmoeder
Descendants
Further reading
- “moeder”, in Vroegmiddelnederlands Woordenboek, 2000
- Verwijs, E.; Verdam, J. (1885–1929), “moeder (II)”, in Middelnederlandsch Woordenboek, The Hague: Martinus Nijhoff, →ISBN, page II
Remove ads
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Remove ads