ruimte

Dutch

Etymology

From late Middle Dutch rumede (“space”). Equivalent to ruim +‎ -te.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈrœy̯mtə/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: ruim‧te

Noun

ruimte f (plural ruimtes or ruimten, no diminutive)

1. space, room (for a physical object to occupy)

   Er is niet genoeg ruimte voor de nieuwe bank. ― There isn't enough space for the new sofa.

2. room (in a building)

   Synonyms: kamer, vertrek

   Deze ruimte wordt gebruikt voor vergaderingen. ― This room is used for meetings.

3. (normally with the definite article) space, outer space

   Astronauten verkennen de ruimte in raketten. ― Astronauts explore outer space in rockets.

Derived terms

• binnenruimte
• ijsruimte
• leefruimte
• omkleedruimte
• parkeerruimte
• ruimte-tijd
• ruimteschip
• ruimtesonde
• ruimtestation
• ruimtevaarder
• ruimtevaart
• ruimtewandeling
• tussenruimte

Descendants

• Afrikaans: ruimte
• Negerhollands: ruum, rymte

Anagrams

• muiter