steenrood

Dutch

Etymology

From steen +‎ rood.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈsteːnˌroːt/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: steen‧rood

Adjective

steenrood (comparative steenrooder, superlative steenroodst)

1. brick red

Declension

Declension of steenrood
uninflected	steenrood
inflected	steenroode
comparative	steenrooder
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		steenrood	steenrooder	het steenroodst het steenroodste
indefinite	m./f. sing.	steenroode	steenroodere	steenroodste
	n. sing.	steenrood	steenrooder	steenroodste
	plural	steenroode	steenroodere	steenroodste
definite		steenroode	steenroodere	steenroodste
partitive		steenroods	steenrooders	—

Noun

steenrood n (plural steenroden, no diminutive)

1. the color brick red