Arrest Pos/Van den Bosch

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Pos/Van den Bosch (HR 17 november 1967, ECLI:NL:HR:1967:AC4789) is de roepnaam van een op 17 november 1967 door de Nederlandse Hoge Raad gewezen arrest, dat betrekking heeft op onrechtmatig handelen door het profiteren door een derde partij van wanprestatie van een contractant.[1] De zaak ging over de vraag of de aanvaarding van de schenking van een stuk grond door Pos tegenover Van den Bosch, die een koopoptie op die grond had, als onrechtmatig beschouwd moest worden. Onder studenten leeft de misvatting dat deze zaak betrekking zou hebben op wilsgebreken, en meer specifiek over misbruik van omstandigheden.[bron?] Deze opvatting is echter onjuist, nu de zaak slechts speelde tussen Van den Bosch en Pos en niet tussen tante Neel en Pos.

Quick facts: Pos/Van den Bosch, Datum, Instantie, Rechters...
Pos/Van den Bosch
Datum 17 november 1967
Instantie Hoge Raad der Nederlanden
Rechters F.J. de Jong, G.J. Wiarda, C.W. Dubbink, L.P.M. Loeff, C.H. Beekhuis
Adv.-gen. M.S. van Oosten
Soort zaak   civiel
Procedure cassatie
Wetgeving 1401 BW (oud)
Nieuw BW 6:162, 6:103 BW
Onderwerp   onrechtmatige daad wegens het profiteren van een wanprestatie door middel van uitlokking, vorm schadevergoeding
Vindplaats   NJ 1968/42, m.nt. G.J. Scholten
ECLI   ECLI:NL:HR:1967:AC4789
Close

Daarnaast wordt in het arrest geoordeeld dat onder bepaalde omstandigheden ook schadevergoeding in een andere vorm dan geld kan worden gevorderd en toegewezen. Dit is later gecodificeerd in artikel 6:103 BW.[2]