Geschiedenis van het fietsen in Nederland
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De geschiedenis van het fietsen in Nederland loopt aanvankelijk gelijk op met de ontwikkelingen in nabijgelegen Europese landen. Vanaf 1900 ontstond langzamerhand de Nederlandse fietscultuur. Typisch hiervoor zijn het belang van het utilitair gebruik (voor woon-werk e.d.), het feit dat fietsen in hoge mate welstands-neutraal is en dat mensen van alle leeftijden fietsen.[1]
![Thumb image](http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/3/38/Portret_van_een_onbekende_man_met_een_fiets%2C_RP-F-F21375.jpg/640px-Portret_van_een_onbekende_man_met_een_fiets%2C_RP-F-F21375.jpg)
De ontwikkeling van het fietsen hangt samen met de geschiedenis van het uiterlijk en de andere kenmerken van de fiets (tot 1966 officieel het rijwiel), van de sociaal-culturele achtergrond van de fietsers en van de maatschappelijke betekenis van het fietsen als bezigheid.[2] Samen vormen ze wat wel de fietscultuur heet. Hiermee zijn ook verbonden de fysieke infrastructuur (zoals het fietspad en bewegwijzering), de organisatie van productie en verkoop, de serviceverlening (zoals door de ANWB en het Fietsersplatform), de belangenorganisaties (zoals de Fietsersbond) en de regelgeving, zoals de verkeersregels en kwaliteitseisen. De geschiedenis van de fiets in Nederland laat zich aan de hand van deze invalshoeken beschrijven: de vorm en techniek, de fietser, de betekenis van het fietsen, de fysieke infrastructuur, de regelgeving en de economische kanten van de fiets.[3]
![](http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/e/ee/1rightarrow_blue.svg/15px-1rightarrow_blue.svg.png)