cover image

Inflatie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Inflatie (letterlijk 'opblazen') of geldontwaarding is een stijging van het algemene prijspeil in een economie.[1] De inflatie wordt doorgaans berekend als de prijsstijging van een 'mandje' van gangbare consumptieartikelen over de periode van een jaar, uitgedrukt als een percentage.

Disambig-dark.svg Zie Inflatie (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Inflatie.
World_Inflation_Rate_2019.png
Inflatie in de wereld (cijfers uit 2019)
HICP_Eurozone.png
Inflatie in de Eurozone sedert 1991
Waarom verdampt je spaargeld? - Universiteit van Nederland

Historisch gezien is inflatie in ontwikkelde economieën altijd gekoppeld geweest aan externe schokken: aan politieke crises, revoluties, oorlogen of vondsten van nieuwe voorraden goud of zilver (die lange tijd als geld dienden). Na afloop van dergelijke schokken herstelde het prijspeil, dat daardoor eeuwenlang rond hetzelfde niveau schommelde. Pas sinds ca. 1940 kent de westerse wereld een seculiere (niet-tijdelijke) inflatie.

Hoewel over de oorzaken van deze inflatie onder economen verschillend wordt gedacht, wordt vrij algemeen aangenomen dat er een zeker verband bestaat tussen de ontwikkeling van de maatschappelijke geldhoeveelheid en inflatie: inflatie wordt vermoedelijk veroorzaakt door de relatieve toename van de hoeveelheid geld ten opzichte van de aanwezige economische productie. Wanneer de maatschappelijke geldhoeveelheid toeneemt en er geen hogere productie van het land tegenover staat, zal het gemiddeld prijspeil door de toegenomen vraag naar goederen stijgen. Er staat namelijk geen extra productie tegenover. Prijsinflatie kan ook worden veroorzaakt door doorberekening van gestegen productiekosten, gestegen importprijzen en hogere belastingtarieven. Door de prijsstijgingen (prijsinflatie) daalt de (interne) waarde van het geld, de koopkracht van het geld. Voor hetzelfde bedrag kan namelijk minder worden gekocht. Door hoge inflatie zal het vertrouwen van de burgers in hun eigen valuta afnemen. Investeringen voor (buitenlandse) beleggers worden risicovoller. Uiteindelijk zal, als de prijsinflatie te hoog wordt, de centrale bank de rentetarieven verhogen om zodoende de geldcreatie te ontmoedigen.

Het (monetaire) beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) en andere centrale banken richt zich op het handhaven van prijsstabiliteit. Onder prijsstabiliteit wordt verstaan een inflatie beneden, maar dicht bij de 2% (dus niet het ontbreken van inflatie).[2] Een dergelijke milde inflatie wordt gezien als positief, omdat ze het oppotten van geld tegengaat (de besparingsparadox).

De oorspronkelijke betekenis van inflatie[bron?] is monetaire inflatie, hetgeen betekent dat de geldhoeveelheid toeneemt.