Jan I van Cuijk
ridder / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Jan I van Cuijk (Cuijk, 1230 - aldaar, 13 juli 1308) was een edelman, ridder en diplomaat. Hij was de zoon van Hendrik III van Cuijk. Hij was een volle neef van Gijsbrecht IV van Amstel: Gijsbrechts moeder Aleid van Cuijk was de zuster van Hendrik III van Cuijk. Jan I was heer van Cuijk van 1254 tot 1308. Hij was getrouwd met Jutta van Nassau.
Jan I was de belangrijkste heer van Cuijk; hij was ook heer van Grave en heer van Asten. Hij verbleef meestal op zijn kasteel te Grave, maar als ridder moest hij regelmatig vechten voor hertog Jan I van Brabant tegen de Geldersen en het bisdom Keulen. Zo nam hij deel aan de Slag bij Woeringen in 1288, waarin gevochten werd tegen aartsbisschop Siegfried van Keulen en graaf Reinoud I van Gelre om de opvolgingsrechten over het hertogdom Limburg. Deze slag werd door Brabant gewonnen en in de Yeeste van den slag bij Woeronc wordt ze ook in een lang lofdicht bezongen.
In 1296 speelde Jan I een centrale rol bij het complot van edelen dat ten doel had om graaf Floris V van Holland naar Engeland te ontvoeren: op aandringen van koning Eduard I van Engeland verenigde hij alle oude tegenstanders van graaf Floris tot een bondgenootschap.[1] Deze ontvoering liep uit op moord: Gerard van Velsen stak met twee 'knapen' de graaf dood, die bij een vluchtpoging met zijn paard in een modderige sloot was beland. Tussen 1296 en 1304 probeerde Jan I zijn neef Gijsbrecht van Amstel en diens nakomelingen, die naar Brabant waren uitgeweken, zoveel mogelijk te helpen. Na zijn dood zette zijn zoon Otto deze steun voort.