Kentum- en satemtalen
Indo-Europese talenfamilie / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De omvangrijke Indo-Europese talenfamilie wordt traditioneel onderverdeeld in twee grote groepen, de westelijke kentumtalen en oostelijke satemtalen. De benamingen zijn afgeleid van de Latijnse en Avestische woorden voor 'honderd', resp. centum ([kɛntum]?) en satem [satəm]?.


De onderscheiding tussen kentum- en satemtalen speelt geen rol meer in de historische taalwetenschap. Aan dit onderscheid werden vroeger belangrijke kenmerken verbonden, maar de vondst van oude of geïsoleerde talen zoals het Luwisch, Hettitisch en Tochaars wijst op een complexere evolutie langs meerdere ontwikkelingslijnen. Tochaars en Hettitisch werden namelijk gesproken in het oosten van het vermoede Indo-Europese taalgebied, hoewel ze kentumtalen waren. Aan de waarde van een specifieke beschrijving van veranderingen die zouden hebben geleid tot de Kentumgroep wordt getwijfeld. Daarentegen wordt algemeen geaccepteerd dat er in de vroege ontwikkeling van het Indo-Europees een klankwet werkzaam was waardoor in de talen waaruit zich het Sanskriet, het Iraans, het Slavisch en andere zogenaamde satemtalen vormden, de oorspronkelijke Proto-Indo-Europese palatovelaren veranderden in sibilanten (sisklanken). Deze ontwikkeling staat bekend als satemisering en kan worden teruggevoerd tot een kerngebied ten noorden van de Zwarte Zee, dat overeenkomt met de verspreiding van de jamnacultuur en dat geïdentificeerd is als de bakermat van de Indo-Iraanse volkeren.