
Supergeleiding
wegvallen van elektrische weerstand / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Supergeleiding (vroeger ook wel suprageleiding genoemd) is het verschijnsel dat sommige materialen beneden een bepaalde (meestal zeer lage) temperatuur geen elektrische weerstand hebben. Het verschijnsel is op 8 april 1911 in Leiden ontdekt door Heike Kamerlingh Onnes[1][2][3] bij zijn baanbrekende werk op het gebied van de extreem lage temperaturen. In de jaren 80 en 90 van de 20e eeuw vond men ook supergeleiding bij veel hogere temperaturen in keramische materialen.
Supergeleiding wil zeggen dat als er stroom op gang gebracht wordt in een gesloten kring die bestaat uit een supergeleidend materiaal, deze stroom ook zonder aangelegde elektrische spanning zal blijven rondlopen. Doordat een kringstroom een magnetisch veld opwekt kan men op deze manier een permanent magnetisch veld opwekken. Supergeleidende magneten vinden daarom veel toepassing, maar een groot nadeel is dat supergeleiding in de meeste materialen slechts bij bijzonder lage temperaturen optreedt, enkele graden boven het absolute nulpunt. Supergeleidende magneten moeten dus met grote en kostbare installaties worden gekoeld, meestal met vloeibaar helium.
